Met een vervolg op dinsdag 26 september 1944:
‘Nu, Miep en Hein zijn niet tevergeefs naar de Heikant geweest. Van de tante kregen zij een tas vol perziken, peren en appels. Op de straat stond een karretje met wortelen, tomaten en meloen. Zij hebben daar van alles wat van mede gebracht. Vrijdag mogen zij voor aardappelen terug komen. Op het ogenblik is hier de groote nood: aardappelen en groenten.’
Met op woensdag 27 september:
‘Er heerst vandaag een down-stemming over de val van Arnhem. Hoe jammer dat zoo’n moedige jongens zoo’n fiasco moeten lijden (...).
Vandaag ben ik bij Anna van Oma geweest, Martinia. Die hebben vannacht uit hun huis moeten vluchten. Drie Duitschers zijn door het raam binnen geklommen. Zij hebben alles opgegeten wat daar in huis was. Ik heb Anna nog nooit zoo bedroefd gezien. Zij hebben ook nog de twee wollen dekens van haar bed mede genomen.
Wij hopen ook maar vlug vrij te zijn. Hier wordt geroofd en gestolen, vooral op het platteland.’
En op vrijdag 29 september:
‘Alles is hier maar in de weer om levensmiddelen te halen. Hein en Miep zijn vanmorgen naar het aardappelenveld van de familie van de Pol geweest. Zij hebben aardappelen gekregen. Zoo stilletjes aan krijgen we wat bij elkaar (...). Wij vinden het allen heel erg dat wij toch zoo lang op onze bevrijding moeten wachten.’
Deze korte fragmenten geven opnieuw weer hoe de spanning en de voedselnood, voorafgaand aan de bevrijding van Tilburg op 27 oktober 1944, steeds verder oplopen. Wordt vervolgd.
Louis Sparidans