Dagboek Mandos (6)

Het echtpaar Jan en Maria (Miet) Mandos-Knegtel -

Het ‘Dagboek Mandos’ bevat een verzameling brieven van een bezorgde Tilburgse moeder aan haar dochters Anny en Ad (inclusief de schoonzonen Han resp. Joop) in een tijd dat de post de brieven niet of niet normaal kon bezorgen.  

Het waren de maanden voordat Tilburg aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd bevrijd (op 27 oktober 1944) resp. de maanden daarna, waarin praktisch het gehele midden en noorden van Nederland nog werd bezet door de Duitsers (tot 5 mei 1945).  

Anny Mols-Mandos woonde in die tijd in Maastricht, Ad (van ‘Adriana’) Karskens-Mandos woonde in Amsterdam. ‘Tante Ad’ was de peettante van mijn echtgenote Irène. Vandaar mijn ‘link’ met het dagboek, dat overigens slechts in een beperkte oplage is verschenen. Een schoondochter van ‘tante Ad’, t.w. Letta Karskens-Postma, nam daartoe in 1996 het initiatief.  

Het dagboek geeft weliswaar geen volledig tijdsbeeld weer van de destijdse situatie in Tilburg, maar toont vooral de persoonlijke ervaringen, zorgen en aandachtspunten van moeder Maria (Miet) Mandos-Knegtel, die in die jaren samen met haar man een kledingzaak dreef op de hoek van de Nieuwlandstraat/Tuinstraat.  

Het gezin Mandos telde toen nog acht kinderen.  

Het vervolg van het dagboek luidt op maandag 25 september 1944 :  

‘Miep en Hein zijn naar de Heikant voor aardappelen, groente of fruit te bemachtigen. Vader is hier ook al voor op weg. Oom Toon komt hier nu ook al eten ‘s middags. Met het opblazen van de werkplaats (het NS-atelier, LS) is het St. Joseph-gesticht ontruimd. Papa v.d. Heuvel is bij oom Theo. Voor de voedselvoorziening van Tilburg rijdt J.v.Heugten, met politie en controleurs van de voedselvoorziening. Hiervoor worden de wagens van de brandweer gebruikt, alsook die van de stadsreiniging.  

De melkvoorziening is hier treurig. Aan mijn voorraad melkbusjes kom ik niet aan. Hier zijn we in de veronderstelling dat het met het voedsel nog erger wordt. Gisteren en vandaag is er niets meer opgeblazen.  

Vanmiddag heb ik een SS-man in de zaak gehad. Hij was woedend omdat ik hem niet verstond. Vader z’n fiets alsook mijn nieuwe fiets stonden in de zaak. Hij wilde deze mede nemen. Miep zeide al “de fietsen zijn kapot”. Hij antwoordde “wij zullen de fietsen zelf wel kapot maken”. Hij zou direct terugkomen om de fietsen op te halen.  

Hein rende met zijn fiets en die van Miep naar Fortgens. Met de radio naar boven. Wat had ik een spijt. Ik had zo dikwijls gevraagd om de fietsen boven te zetten. Alles is bij angst gebleven want de SS-man is niet meer teruggekomen.  (...)  

Onze burgemeester is ook weer thuis. Hij heeft van Vught naar Tilburg gewandeld.’  

Wordt vervolgd.  

 

Louis Sparidans