Als vervolg op deel 1 met dit onderwerp als titel, plaats ik hierna (een deel van) de Inleiding op dit dagboek geschreven door mevrouw Letta Karskens-Postma. Zij gaf mij daarvoor haar toestemming.
Letta is een schoondochter van ‘tante Ad’, de peettante van mijn echtgenote, resp. een aangetrouwde kleindochter van de oorspronkelijke schrijfster van de brieven in dit dagboek, mevrouw Maria Mandos-Knegtel. Het is gedateerd in 1996.
Het handelt hierbij om de periode 8 september 1944 tot 9 mei 1945. Het luidt als volgt.
‘Het gezin Mandos-Knegtel woonde in de oorlogsjaren aan de Tuinstraat 116 in Tilburg. Dit is het pand op de hoek Tuinstraat-Nieuwlandstraat, waar thans een kledingzaak is gevestigd. Ook het echtpaar Mandos-Knegtel dreef destijds een zaak in dames- en herenkleding.
Daarnaast verkocht men baby-artikelen, waaronder wiegen. Deze wiegen werden in het eigen atelier bekleed en ook de matrasjes werden er gemaakt en gerepareerd. Als materiaal voor de matrasjes werd alpengras gebruikt.
Er werd in die jaren geen kleding vervaardigd, maar wel hersteld. Hieraan kwam soms ook bont te pas. Het bont lag in kisten opgeslagen in de ‘bontkamer’.
Het echtpaar Mandos-Knegtel (getrouwd op 23 augustus 1905) heeft tien kinderen gekregen. Twee van hen zijn op jonge leeftijd gestorven: Sjef heeft slechts een maand geleefd; Fons overleed op zesjarige leeftijd.
Het gezin Mandos beschikte over een ruime woning, met een dienstbodekamer en diverse slaapkamers.
Tegenover de winkel/woning van het gezin Mandos lag de wijnhandel van A.M. Vollaers, die getrouwd was met Maria Mandos (tante Marie), een zus van de heer Mandos. In de tijd dat het dagboek werd geschreven was de heer Vollaers reeds overleden.
Het echtpaar Mandos stamde uit de gegoede middenstand. Dit blijkt uit de kennissenkring die wordt vermeld en uit de levenswijze van het gezin, alhoewel hier in de beschreven periode wel enige veranderingen in optreden.’
Tot zover deze Inleiding. Wordt vervolgd.
Louis Sparidans