- Datering van het verhaal: 19-03-2007
Vervolg van deel 1
De kroniek van de zusters
Vanuit de kroniek van de congregatie van de “Zusters van Liefde uit Tilburg” vernemen we totaal niets over de “begijnen uit Hoogstraten”. Wel schrijft Mgr. Zwijsen (in 1862) over “enige zwarte zusters uit Engelen”, die in zijn parochie het onderwijs ter hand zullen gaan nemen. De hier bedoelde kroniek is het boekwerk (met feiten betreffende de congregatie) dat door Mgr. Zwijsen in 1862 is overhandigd aan de algemeen overste, samen met de boodschap deze kroniek vanaf dan bij te houden.
De stichteressen begijnen?
De zusters hebben zich in de loop van de jaren de vraag gesteld: “mogen we met voldoende zekerheid aannemen dat de stichteressen begijnen in Hoogstraten zijn geweest?”. Ze hebben wel enig houvast: de religieuze kleding van “de zwarte zusters” komt overeen met de kleding die de begijnen in Hoogstraten gedragen hebben. De zusters van Amersfoort dragen in 1826-1832 nog geen religieuze kleding. In de kroniek van deze Amersfoortse zusters, de latere congregatie J.M.J., is het arriveren in Engelen van drie begijnen uit Hoogstraten opgenomen en wordt medegedeeld dat pastoor Van Hooff uit Engelen met zijn confrater in Hoogstraten contact onderhouden heeft. Op namenlijsten van de begijnen die op het begijnenhof van Hoogstraten hebben gewoond, zoeken we tevergeefs de namen van de drie religieuzen die “aan de wieg hebben gestaan” van de “Zusters van Liefde te Tilburg”. In het bewoonsterregister wordt men destijds alleen opgenomen als men de gelofte heeft afgelegd, hetgeen niet wil zeggen dat Mej. Leijsen en haar nichten er niet gewoond hebben. Het is niet uitzonderlijk in deze tijd dat een tante samen met haar nichten een begijnenhuisje bewoont. Enkele grafstenen in de kapel van het begijnenhof te Hoogstraten vermelden meerdere familierelaties.
Congregatie tegen wil en dank
Als Zwijsen, 38 jaar oud, in 1832 “zijn” congregatie sticht, is hij niet de eerste pastoor in Nederland die het plan opvat om een groep vrouwen om zich heen te verzamelen om in de eigen parochie het onderwijs van met name verwaarloosde kinderen op zich te nemen. Diverse pastoors zijn hem voorgegaan. “Stichten van een congregatie” is feitelijk te groots geformuleerd om er de initiatieven van de parochieherders mee te typeren. Zij willen niet meer dan in hun eigen parochie een daad stellen, om zo de slechte situatie te verbeteren waarin veel parochianen leven (in het bijzonder op het terrein van kerk en geloof). In een brief van Pastoor Zwijsen aan de Bossche Apostolische Vicaris Mgr. Den Dubbelden, gedateerd 23 oktober 1832, lezen we het volgende: “... Vooral betreur ik het lot der arme kinderen welke hier geheel verlaten zijn. Wanneer zij opgeschreven worden voor de eerste communie op 12-jarige leeftijd kunnen velen nauwelijks een kruis maken. Ik ben reeds lang bedacht geweest om het lot dezer ongelukkigen te verbeteren. Eindelijk zal er dan een armenschool tot stand komen, waar de meisjes in de Christelijke godsdienst en handwerken onder-wijs zullen genieten. Enige Zwarte Zusters van Engelen zullen deze taak gratis op zich nemen. (...) Ik twijfel niet of het zal uw goedkeuring wegdragen. In de gemeente vindt het plan bijzondere bijval, daar iedere weldenkende de noodzakelijkheid van zulke inrichting beseft. Het zal U eerwaarde bekend zijn dat ik kan beschikken over een fonds van fl. 6.000,-- om een liefdadige inrichting daar te stellen. De Heer, hoop ik, zal mijn pogingen zegenen”. Zwijsen kan dan nog niet voorzien dat zijn initiatief een schot in de roos is geweest. Door allerlei gebeurtenissen, en ongetwijfeld omdat de tijd er dan rijp voor is, zijn het Tilburgse initiatief en de initiatieven van enkele confraters van Zwijsen uitgegroeid tot respectabele congregaties van zeer actieve religieuzen. Wat hij beoogt binnen zijn parochiegrenzen te kunnen houden, is aan het einde van zijn leven een congregatie met nederzettingen in Nederland, België, Engeland en Amerika. Op 1 januari 1877, het jaar waarin Zwijsen sterft, telt de congregatie 1.426 zusters, te weten 1.134 geprofeste, 211 tijdelijk geprofeste en 81 novicen. In de aantekeningen van achterneef frater Victor Zwijsen lezen we dat zijn oudoom verklaard heeft met de stichting van de zusters zo veel moeite gehad te hebben, dat hij - als de zusters er al niet geweest waren - er niet meer aan zou beginnen.
Met dank aan:
Zuster Lilian en Mevrouw Lianne van het Generaal Archief van de zusters te Tilburg,
Jos de Kousemaeker
Literatuur: o.a.: “Drie begijnen zijn begonnen”, zuster Alix van de Molengraft 1992 (Tilburg)
Foto’s :
1) Zusters in hun kleding en hun vervoersmiddel
2) Gesprekken in 1864
3) tekst gedachtnisprentje eerste Overste
4 en 5) gedachtnisprentje Mgr. Zwijsen
Bron en maker foto's auteur