Toen het in augustus 1914 tot de Tilburgse bevolking doordrong dat er een grote Europese oorlog was uitgebroken en dat de neutraliteit van buurland België gevaar liep, brak er onrust in de stad uit. De burgemeester van Tilburg, de heer Raupp, verklaarde in de Tilburgse Courant dat de bevolking kalm moest blijven en dat men menslievendheid moest tonen wanneer Belgische vluchtelingen of gewonden naar Tilburg zouden trekken.
De Belgische vluchtelingen kwamen al druppelsgewijs over de grens, maar na de val van Luik en Antwerpen werd Tilburg werkelijk overspoeld door Belgen. Zowel burgers als soldaten kwamen in groten getale het land in, te voet, met karren en met de trein.
In het begin werden de vluchtelingen nog opgevangen en naar het Rode Kruis gebracht, zodat ze gevaccineerd konden worden. Maar al snel werd hun aantal zo groot dat de situatie niet langer beheersbaar of controleerbaar was. Naar aantallen kon men slechts gissen, er zijn wel tellingen verricht maar een compleet beeld pretenderen die niet te geven.
In augustus en september 1914 schommelde het aantal tussen de 13.000 en 15.000 vluchtelingen. In oktober 1914 waren er nog ongeveer 10.000 Belgen in Tilburg. Vanaf november nam het aantal sterk af. Een aantal mensen keerde terug naar België, een aantal reisde door naar Groot-Brittannië en tegelijkertijd trachtte de Nederlandse regering de vluchtelingen over Nederland te verspreiden.
In september 1914 werd in Tilburg het eerste onofficiële Tilburgse Vluchtelingencomité opgericht. Het comité zetelde in het gebouw van de R.K. Gildenbond en hield elke ochtend spreekuur om inlichtingen aan de vluchtelingen te verstrekken. Overal in de stad werden advertenties opgehangen om de bevolking op te roepen tot barmhartigheid ten aanzien van de vluchtelingen.
Ook werden er kledinginzamelingen georganiseerd en droeg het comité bij aan de geestelijke verzorging van de vluchtelingen. Behalve deze initiatieven van het comité was er nog een aantal andere activiteiten in gang gezet ten bate van de vluchtelingen. In samenwerking met het Comité Tilburg van het Nederlandse Rode Kruis (dat aanvankelijk de vaccinaties verstrekte) werd Belgisch geld van de vluchtelingen door het comité gewisseld om woeker tegen te gaan.
In oktober 1914, nog vóór de val van Antwerpen, sloegen alle activisten de handen ineen en richtten het Tilburgs vluchtelingencomité op, een officiële afdeling van het Nederlandsch Comité tot steun aan Belgische en andere slachtoffers. Dit door particulieren opgezette Comité zou gedurende de hele oorlog in stand blijven en de vluchtelingen ondersteunen. Zij verzorgden niet alleen materiële zaken zoals kleding en huisvesting, maar droegen ook zorg voor onderwijs en geneeskundige hulp aan de vluchtelingen. Zij kregen veel steun van de plaatselijke bevolking.
Uiteraard kon het Comité het niet alleen redden met de steun van de bevolking. De hulp van militairen, politie en stationspersoneel was zeker de eerste weken onontbeerlijk om de grote stroom vluchtelingen op te vangen. Tevens was het gemeentebestuur een belangrijke actor in het netwerk. Het Comité sprak in zijn jaarverslag van 1914 over botsende belangen van het college van B en W en het Comité zelf. Het college van B&W had voor alles het gemeentebelang op het oog, het Comité het vluchtelingenbelang. Toch gingen de maatregelen van het college van B en W uiteraard voor. Er was sprake van veel overleg en discussie, waarbij de tact van één wethouder in het bijzonder, de heer Ackermans, genoemd werd.
Auteur: mevrouw mr. drs. Kim Nagtzaam (1979); in maart 2003 afgestudeerd voor de opleidingen Nederlands recht en Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.