Met een vervolg op woensdag 18 oktober 1944:
‘Vanmorgen zag ik weer een briefbesteller, maar nooit geen post voor ons van de kinderen. Hoe gaarne zou ik toch een bericht hebben van jelui. Ad en Joop, van Miep, Cor en Titi. Ik begrijp maar niet dat Paula niet in de gelegenheid is eens een brief mede te geven. Vorige week heb ik via het Roode Kruis voor allen een brief verstuurd in de hoop van iemand ook eens iets te horen.
Miep en Hein hoorden dat tegenover hun alles weg is. Het huis naast hun heeft ook schade, maar Apotheek Keijzer staat er nog en heeft ook niet gebrand. Als Paula toch daar in huis geweest is, tijdens het bombardement, wat zal zij toch een angst gehad hebben. Wist ik maar hoe het met haar gesteld is. Toos (de hulp voor dag en nacht; LS) is vanmorgen om 6 uur vertrokken.’
Resp. op donderdag 19 oktober 1944:
‘Miep en Marie-Thérèse hebben het erg druk. Zij doen het werk samen. Als Miep er niet was zou ik geen raad weten. Geheel alleen voor de huishouding zou toch wel wat te veel zijn.
En wij leven zoo voort onder het kanongebulder. De ene dag wat meer dan de andere. Sinds gisteren vallen hier ook al granaten op Broekhoven, Heike, Schoorstraat, Ring. Helaas zijn er enkele slachtoffers te betreuren onder de burgerbevolking.’
Wat een ontreddering spreekt uit het bovenstaande, maar op vrijdag 20 oktober 1944 vermeldt het dagboek:
‘Geheel den dag heeft het aan een stuk flink geregend. Wij hebben vandaag geen kanongebulder gehoord. De soldaten zullen dit weer ook te slecht vinden om te vechten.’
Wordt vervolgd.
Louis Sparidans