Als het woord ‘textiel’ valt, veert Shirley op. Haar ogen glunderen. ‘Ik ben ermee opgegroeid. Mijn moeder had in Indonesië een eigen bedrijf. Van kleins af zag ik mijn moeder kleding maken. Ze naaide en borduurde vooral. Zelf ging ik vanaf mijn zevende meehelpen in de zaak. Als kind liep ik modeshows tijdens de Pasar Malam in Den Haag.’ Later koos Shirley dan ook voor de opleiding Modeacademie Vogue (stofontwerpen), omdat ook bij haar het creatieve bleef prikkelen.
Shirley’s ouders kwamen in de jaren vijftig naar Nederland, gevlucht voor de onafhankelijkheidsstrijd in hun thuisland. Vader had in een Jappenkamp gezeten en moest gedwongen meewerken aan de beruchte Birma-spoorlijn. ‘Hier in Nederland hadden ze helemaal niets meer, alleen hun enorme doorzettingsvermogen. Dat heeft hen geholpen hier een nieuw bestaan op te bouwen.’
Veel van haar thuissituatie herkent Shirley bij de dames die deelnamen aan het project Bindweefsel. ‘Als je als buitenstaander in Nederland aankomt heb je hoe dan ook een achterstand. Cultuurverschillen maken daar een wezenlijk onderdeel van uit. Zelf heb ik gestudeerd en ik spreek meerdere talen, maar mijn opvattingen zijn anders dan die van hier. Daarom zal je altijd een stapje extra moeten zetten.’ Als voorbeeld komt opnieuw haar moeder in beeld. ‘Zij sprak meerdere Aziatische/Arabische talen en dialecten, maar was vooral een handelsvrouw. Zo kon ze in Tilburg een boetiek opzetten voor 'Indonesische' mensen en combineerde dat met een toko en restaurant in de Stationsstraat. Ze noemde het ‘Selamat’, dat betekent: alles wat goed is.’
Bindweefsel schept wat haar betreft een goed klimaat voor buitenlandse vrouwen om te excelleren. Het doet haar veel als ze ziet hoe de vrouwen zich op persoonlijk vlak ontwikkelen. ‘Textiel is een goede verbinder en helpt de vrouwen om hun kwaliteiten te ontplooien.’ De deelnemers bleken er veel voor over te hebben om wekelijks naar de bijeenkomsten te komen. Het succes komt volgens Shirley vooral voort uit de mogelijkheid voor de vrouwen om zichzelf te zijn. ‘De verantwoording voor het project lag volledig bij de deelnemers zelf. Zo kozen ze de kunstenaar en bepaalden ze grotendeels welke technieken en het kunstwerk eruit zou komen te zien. Dat kost veel tijd en is intensief, maar het is van wezenlijk belang. Wat doen ze hier anders? In het TextielMuseum kunnen zij hun kwaliteiten laten zien, dan is taal een minder beperkende factor.’
Ook naar de toekomst hoopt Shirley dat het project een vervolg krijgt. Dat het TextielMuseum een échte mix wordt van culturen. Zowel qua technieken als bezoekers en medewerkers. ‘Een simpel duwtje in de rug is voldoende. De vrouwen kunnen zich bezighouden met activiteiten die ze in hun moederland deden. Waar taal een beperking is, houden vaardigheden hen op de been. Zo kunnen ze in hun levensonderhoud voorzien en blijven de technieken in stand. De mogelijkheden zijn er. Op die manier kan Bindweefsel een échte verbinder zijn. Daarom hoop ik dat TextielMuseum de verbinding in stand houdt, al is het maar via de wijkcentra. Zodat er uitwisseling plaatsvindt en de vrouwen hun cultuur kunnen doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen.’
Foto van Shirley door Kevita Junior i.o.v. TextielMuseum. De foto's van Selamat zijn uit een particuliere collectie. Interview en tekst Theo van Etten. ‘Bindweefsel’ wordt mede mogelijk gemaakt door Fonds voor Cultuurparticipatie, Prins Bernhard Cultuurfonds en Provincie Noord-Brabant, Fonds Erfgoed Tilburg.