‘Het bedrijf was heel groot en ik moest echt mijn weg vinden. Maar ik werd geaccepteerd en mensen waren bereid mij te helpen.’ Zo blikt Thijs terug op zijn eerste dag bij de NS Hoofdwerkplaats. Het is een periode van ‘snuffelen aan het werk’, waarna hij start met een interne kaderopleiding, gevolgd door een tweejarige stage bij de dienst Materieel en Werkplaatsen.
Eigenlijk wil hij naar het buitenland, om zijn talenkennis te ontwikkelen. Die wens gaat deels in vervulling als hij voor zijn werk vanuit Utrecht regelmatig naar België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland reist. ‘Een van mijn taken was het controleren van de materialen en aangeboden producten op de juiste afmetingen, structuur en materiaalanalyse. De treksterkte speelt namelijk een belangrijke rol, vooral bij onderdelen die deel uitmaken van bijvoorbeeld remsystemen en spoorbruggen. Mits aan alle eisen was voldaan, gaf ik de partij vrij voor gebruik.’
In 1972 wordt Thijs calculator en planner op het productiebureau. Het is de tijd dat de computer zijn intrede doet. Heel veel heeft hij daar niet mee, hij is vooral techneut: ‘Ach, jongeren van nu kunnen zich waarschijnlijk niets voorstellen bij het apparaat dat wij destijds ‘computer’ noemden. Het gevaarte nam een volledige vergaderzaal in beslag en kon nog steeds nauwelijks iets. Daarna is het snel gegaan natuurlijk.’
Vier jaar later wordt hij - nog steeds een ‘jonkie’ – chef van de productieafdeling. Hij stuurt zo’n honderd man aan die werkzaam zijn in de bankwerkerij, triple kleppen en draaierij, een afdeling waar volgens hem ‘puur vakwerk’ werd verricht. ‘Natuurlijk zagen sommigen mij als ‘jonge snotneus’ die het hier voor het zeggen kreeg. Maar ik was mij goed bewust van die situatie en wilde vooral laten zien dat ik echt wel iets kon. Als er problemen waren, dan werd er direct naar mij gekeken en moest ik dus ook leveren. Ik denk dat me dat altijd aardig is gelukt. Het feit dat ik ook werd uitgenodigd als de afdeling iets te vieren had, bevestigde mij daarin.’
Opvallend is dat Thijs al zijn functies binnen NS heeft ervaren als hoogtepunten. ‘Ik ging nooit met de pee erin naar mijn werk.’ Zelfs als begin jaren negentig de structuur binnen NS drastisch verandert en het bedrijf een grote reorganisatie aankondigt, vindt hij zijn weg. ‘Er kwamen maar liefst achtduizend arbeidsplaatsen te vervallen. Kun je je dat voorstellen? Achtduizend mensen bij wie ontslag boven het hoofd hangt?’ Hij besluit zijn ervaring in te zetten in het mobiliteitscentrum in Eindhoven, van waaruit hij zijn collega’s helpt met het zoeken naar nieuw werk. ‘Geweldig om iemand te kunnen helpen die zwaar in mineur is omdat zijn baan op de tocht staat. Vooral als het dan lukt om hem ook nog eens binnen NS aan ander werk te helpen. Het feit dat ik vrij gemakkelijk contact legde met iedereen, hielp daar wel bij ja.’
In 2011, dertien jaar nadat Thijs met de VUT is gegaan, is de werkplaats volledig uit het Tilburgse centrum verdwenen. Maar wanneer een groep internationale architecten tijdens een inspiratiesessie voor de herbestemming wordt uitgenodigd, komt hij toch weer in beeld. ‘Ik was een van de rondleiders en nam hen mee naar de oude werkgebouwen en de terreinen. Wat mij is bijgebleven is dat ze tegen elkaar zeiden dat ze de bestaande gebouwen zoveel mogelijk wilden behouden en creatief wilden omgaan met de oude in- en externe ruimte. Zo kwam mijn talenkennis alsnog goed van pas.’
Dit verhaal is onderdeel van het project 'Sporen van de NS Hoofdwerkplaats: Samen verzamelen voor de Stadscollectie Tilburg'. Met dank aan Dienie Biemans, Tekstbureau Theo van Etten en Co-Cultuur/Leonie Wingen voor het afnemen van de interviews en optekenen van de verhalen.
Het project is mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie en Fonds Erfgoed Tilburg.