Hans Clijsen gebruikt suiker in zijn koffie en dat maakt hem al meteen bijzonder. Spoormannen drinken hun koffie namelijk zwart. ‘Voor mijn collega’s ben ik ook nooit spoorman geworden, zij zagen me vooral als ‘die bouwvakker’, haha.’ De basis hiervoor ligt bij zijn aanstelling in 1986. In tegenstelling tot veel andere leidinggevenden (die intern doorgroeiden) wordt Hans direct gebombardeerd tot groeps-chef. Op basis van zijn ervaring als uitvoerder in de bouw stuurt hij bij NS zo’n veertig stoffeerders, timmerlieden en tal van andere vaklui aan die het onderhoud van de werkplaats verzorgen. ‘We waren eigenlijk een bedrijf binnen een bedrijf. Samen met de elektrische en mechanische groepen zorgden we onder andere voor de verwarming van werkgebouwen, het onderhoud van noodgeneratoren en we strooiden zout als het in de winter glad was.’
ls leidinggevende houdt Hans kantoor ‘op hoogte’; het bevindt zich op een niveau boven de werkplaats waardoor het uitzicht riant is. Ook draagt hij - of zijn tijdelijke vervanger - een gele jas. Dat geeft een bepaalde status want daarmee bén je iemand, zo is de beleving bij de mensen in de werkplaats. Tegelijk schept het duidelijkheid. ‘Zodra de ‘gele jassenbrigade’ op donderdagochtend vertrok voor productieoverleg, dan was het bal in de werkplaats,’ grinnikt Hans. ‘Ach, voor mij hoefde dat niet zo hoor, die status. Gelukkig verdwenen ze later, net als de stropdassen. Toen kwam er meer ruimte voor de menselijke maat.’
Begin jaren negentig verandert de organisatie drastisch, namelijk van een budget- naar een proces gestuurd bedrijf. Het onderhoud van locomotieven wordt afgebouwd en dat betekent minder werk voor de onderhoudswerkplaats. De leiding bedenkt een nieuwe manier van werken. ‘We moesten het anders gaan doen. ‘Onze eigen broek ophouden’, noemden ze dat. Dat betekende ook: zorgen voor nieuwe klussen zodat we kostendekkend konden werken. Nou, dat stuitte op een hoop weerstand. Er kwamen onderaannemers en flexwerkers. Het werk gebeurde voortaan op basis van procesbeschrijvingen. Terwijl bij de spoorwegen vaklui werkten die alles zelf maakten, tot aan het kleinste boutje toe.’
Hans vindt die omslag prima. In de bouw was hij niet anders gewend dan processen aan elkaar te knopen. Een van de leidinggevenden is bovendien bijzonder creatief in het aantrekken van nieuw werk. En zo kan het gebeuren dat er in de winter geen locomotieven, maar gigantische Mammoet hijskranen de NS Hoofdwerkplaats binnenrijden voor onderhoud. Projectleiders krijgen alle ruimte en dat is een kolfje naar de hand van de ‘B.V. Hans Clijsen’. Zijn team voert in die tijd veel ‘vreemde’ klussen uit voor NS Reizigers, zoals het plaatsen van cola-automaten en complete fietsenrekken in de treinen. Vanuit Zuid-Frankrijk komen afgedankte restauratierijtuigen naar Tilburg die worden getransformeerd tot buffetwagons voor de nachttreinen naar wintersportgebieden. Supertrots zijn ze op hun ‘discotreinen’, compleet met bar en sfeervolle verlichting.
Maar soms wordt de nieuwe manier van aansturen nogal ver doorgevoerd. Als de groeps-chefs opdracht krijgen om voortaan in een bonnenboekje vast te leggen waar zij hun personeel op aanspreken, barst de bom. ‘We hebben de koppen bij elkaar gestoken. Dat je met een schrijfblok in je hand je medewerkers terecht moest wijzen, dat ging ons echt te ver. We hebben het vertrouwen in de leiding opgezegd en dat bonnenboekje … is nooit ingevoerd.’
Dit verhaal is onderdeel van het project 'Sporen van de NS Hoofdwerkplaats: Samen verzamelen voor de Stadscollectie Tilburg'. Met dank aan Dienie Biemans, Tekstbureau Theo van Etten en Co-Cultuur/Leonie Wingen voor het afnemen van de interviews en optekenen van de verhalen. De foto in het TijdLab is gemaakt door Johan Dekkers.
Het project is mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie en Fonds Erfgoed Tilburg.