Veertig jaar en vier maanden. Precies zo lang werkte Wil bij NS. Tussen 1979 en 2019 kwam, zag en overwon hij. In de periode dat hij dagelijks vanuit Moergestel naar de Tilburgse Hoofdwerkplaats fietste, zag hij het aantal medewerkers slinken van achthonderd naar tweehonderd.
Aanvankelijk was hij automonteur bij Ed Lepelaers aan de Ringbaan-Oost. Maar de reislustige Wil - op zijn zeventiende trekt hij al met de trein naar gebieden als Zuid-Italië om met een omweg via Londen terug te keren bij zijn ouders - ontdekt dat je als werknemer van NS gratis mag reizen. Een buitenkansje! Samen met drie collega’s treedt hij bij NS in dienst. Het werk vindt hij niet heel ingewikkeld. ‘Wij waren opgeleid als motorenmonteur. Die locomotieven, dat was voor ons gesneden koek,’ grijnst hij. ‘Wel was alles veel grootschaliger en werkte je in een afgesloten ruimte. Maar toch daar stond zóveel vrijheid tegenover …’
Wil reviseert motoren van de zwaardere rangeerlocomotieven. Deze hebben geen geheimen voor hem – ‘Leg alle onderdelen hier maar neer en ik zet hem in elkaar.’ Alle medewerkers krijgen een persoonlijke gereedschapskist met een slot erop, waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn. Wil legt een boekje op tafel. ‘Hier staan alle gereedschappen op die in mijn kist thuishoorden.’
Wil vertelt dat het controleritueel op vrijdag enigszins spannend was. ‘Dan kwam de AFC (Afdelingschef) steekproefsgewijs checken of de inhoud nog compleet was. Was je iets kwijt, dan moest je daarvoor zelf betalen. Dat is mij één keer overkomen, maar we hadden er iets op gevonden.’ Wil legt uit hoe zij in de schrootwagon op zoek gingen naar afgedankt gereedschap ter vervanging van kwijtgeraakte stukken. ‘Versleten gereedschap mocht je namelijk gratis inruilen voor een nieuw exemplaar. Zo konden we onze kist aanvullen. Zodra iemand riep: ‘De wagon staat er weer!’, stoven we daar met z’n allen op af.’
Controles vinden plaats op allerlei niveaus binnen het bedrijf. Wil herinnert zich dat zijn afdeling moest voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen, waarvoor ze een certificaat konden verdienen. ‘Zelf hadden we daar weinig last van, behalve dat alles op het controlemoment pico bello in orde moest zijn. Zo waren we de hele dag bezig om aftekenlijsten in te vullen.’ Ook had de NS ‘tijdschrijvers’ in dienst, die nauwkeurig bijhielden hoeveel tijd je aan een klus besteedde. Daarnaast moest je bij het verlaten van het terrein soms de kofferbak van je auto openen, om diefstal tegen te gaan.
‘Maar ondanks al die controles hadden we lange tijd veel vrijheid hoor,’ verklaart Wil zich nader. ‘In de periode voordat alles naar ProRail ging bepaalden wij zelf welke locomotief naar binnen kwam. We wisten goed gebruik te maken van de ‘mazen in het controleweb’ en hebben er dan ook vaak om kunnen lachen.’ Dan volgt een anekdote over een collega die binnen afzienbare tijd met pensioen zou gaan. Hij was er wel een beetje klaar mee. ‘Zodra hij binnenkwam zette hij zijn oude boekentas neer zodat de baas wist dat hij binnen was. Daarna ging hij eerst de krant lezen. Soms liet hij zijn tas de avond ervoor gewoon staan. Natuurlijk wisten wij dat. We speelden het spel gewoon mee.’
Dit verhaal is onderdeel van het project 'Sporen van de NS Hoofdwerkplaats: Samen verzamelen voor de Stadscollectie Tilburg'. Met dank aan Dienie Biemans, Tekstbureau Theo van Etten en Co-Cultuur/Leonie Wingen voor het afnemen van de interviews en optekenen van de verhalen. De foto in het TijdLab is gemaakt door Johan Dekkers.
Het project is mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Cultuurparticipatie en Fonds Erfgoed Tilburg.