Coöperatie Het Anker

Gemma en Frans Nefkens in de winkel aan de Arke Noëstraat

Met weemoed denken velen terug aan de oude tijd van de middenstand in Tilburg. Toen je de bakker, de slager en de drogist nog bij naam kende. De winkels in de stad droegen de namen van de eigenaren. Veel van die oud-ondernemers van toen wonen nu in Het Laar, dat wel eens “Het Huis van de middenstand’ genoemd wordt. Het Laar bestaat dit jaar 40 jaar en brengt deze oud-ondernemers voor het voetlicht.

Tekst: Myriam Krol

Beeldmateriaal: Gemma Nefkens

Gemma Nefkens, nu 90 jaar oud, is al jarenlang vertrouwd met Het Laar. Haar moeder was een van de bewoners van het eerste uur. Gemma kwam er 11 jaar geleden wonen met haar man, Frans Nefkens. “Het Laar was al mijn tweede thuis en dat is het altijd gebleven.”

Gemma dreef samen met haar man een bekende kruidenierszaak in de geschiedenis van textielstad Tilburg. Velen zullen zich deze nog wel kunnen herinneren: Het Anker aan de Kruisstraat op den Besterd, ook wel de Coöperatie genoemd. “Onze klanten waren lid van de coöperatie, en mijn man zat in het bestuur. Bij de Coöperatie winkelden vooral de arbeiders, de fabrikanten gingen naar De Gruyter. Bij de Coöperatie hoorden allerlei verschillende filialen. Die werden zetzaken genoemd. Er waren er zelfs bij die vloerbedekking, vitrage of kolen verkochten. Het waren toen hele grote winkels. We verkochten eigenlijk alles om een huishouden draaiende te houden”, vertelt Gemma.

Het echtpaar Nefkens zette verschillende zetzaken van de Coöperatie op. Haar man opende vaak de nieuwe winkels en probeerde dan in de buurt nieuwe klanten te binden. Ze heeft veel herinneringen aan Het Anker in de Kruisstraat, de zaken aan de Arke Noëstraat en het Textielplein. En aan de grote nieuwe winkel die ze aan het Paletplein openden. Maar de mooiste zaak was toch die in Waalwijk. “Aan de Stationsstraat. We woonden daar boven de winkel, in een prachtig pand.” Ook de andere winkels van de Coöperatie in Tilburg staan haar nog helder voor de geest. “Aan het St. Annaplein zat ook Het Anker, daar werkte een heel oud vrouwtje, mevrouw Jansen. Bij de Wandelboslaan zat ook een grote zaak. In de Kruisstraat stond bakkerij Het Anker van de Coöperatie.”

Haar man werkte zijn hele leven in de winkels. “Hij leefde voor de zaak, die was helemaal van hem. Er mocht geen potje verkeerd staan. Hij kon goed leren en volgde allerlei opleidingen. Hij heeft zelfs nog lesgegeven in het kruideniersbedrijf, moest daarvoor naar Utrecht en Eindhoven. In zijn familie hadden ze hotels en cafés. De Lekpot aan de Bosscheweg bijvoorbeeld, die was van zijn tante.” Gemma stond ook in de winkel, al vond ze van zichzelf dat ze niet echt een winkelvrouw was. Ze poetste en werkte liever achter de schermen. “Ik herinner me nog een van de eerste keren dat ik in de winkel werkte. Het was rond kersttijd en we verkochten engeltjeskaarsjes. Een mevrouw wilde een engeltje kopen. Ik vroeg haar of ze een engeltje wilde mét of zonder fluit. Van Helsel, de directeur van de coöperatie hoorde dat, hij schoot de keuken in en lachte zich rot. Dat was toch wel een schuine vraag van mij.”

“Het was een hele gezellige tijd, werken voor de coöperatie”, vertelt ze. “We waren een grote familie. Omdat mijn man in het bestuur van de coöperatie zat, moest hij vaak naar vergaderingen. De mannen hadden ook een eigen voetbalclub. Voor de vrouwen was er niet veel, wel hebben we veel gezellige feestjes gehad! Ik herinner me nog de kerstpakketten die we vulden. Bij ons stonden rond kersttijd de keuken en de huiskamer vol altijd met pakketten. We leverden ze zelf af bij de bedrijven.”

Mevrouw Nefkens kijkt nu nog steeds kritisch rond in winkels. “We waren in onze tijd veel voorkomender. Het was altijd ‘bedankt mevrouw, tot ziens mevrouw’. Wij legden echt contact met de klanten en hadden altijd belangstelling. Onze klanten waren natuurlijk ook heel trouw. Er werd altijd nauwkeurig bijgehouden wat ze kochten. Omdat het een coöperatie was kregen ze altijd een percentage uitbetaald van wat ze hadden besteed.”

Media