Onlangs aten we weer eens gehaktballen bij het warm eten. Mijn vrouw maakt ze op haar manier klaar, zoals ze dat thuis van haar moeder heeft geleerd (lekkerder kan bijna niet) en onze kleinkinderen zijn er ‘gek’ op!
Mij doet het dan weer herinneren aan de gehaktballen vroeger, bij ons thuis.
Wij woonden namelijk ‘op Theresia’ recht tegenover een slager, slager Lemmens, op de hoek van het Theresiaplein en de Minister van Sonstraat. En zoals destijds voor elk ‘huishouwe’ in Tilburg elke maandag gold als ‘maandag-wasdag’, zo kende slager Lemmens praktisch elke maandag als ‘maandag-slachtdag’.
Hij beschikte namelijk, aangebouwd aan het huis, over een eigen slachterij en (bijna) altijd op maandag slachtte hij daar zelf varkens en soms een rund. Ik heb het wel eens gezien want ik was goed bevriend met zijn oudste zoon, die toevallig ook Louis heette, meestal ‘Lowieke’, later ook ‘Wiet’ genoemd.
Op dinsdag, na het ‘afsterven’ van het vlees, beende hij dan een en ander verder uit en maakte hij er o.a. karbonades, riblappen en zult van, die dan weer in zijn eigen winkel, meestal door zijn vrouw, werden verkocht. Vooral zijn zult was heerlijk. Ik heb later nooit meer zo’n lekkere zult gegeten!
Voor het vlees dat na het uitbenen over bleef, beschikte hij over een reusachtige gehaktmolen die in de hoek van de slachterij stond en dat werd dan op woensdag verkocht. Vandaar dat ik al van mijn prilste jeugd het begrip ‘woensdag-gehaktdag’ ken.
In tegenstelling tot tegenwoordig, waar gehakt praktisch nog alleen in afgewogen pakketjes met cellofaan erom heen wordt verkocht, kwam het gehakt bij hem nog uit een gigantische kom, waaruit met behulp van een grote scheplepel ‘precies’ de gevraagde hoeveelheid kon worden geleverd, met meestal de vraag erbij : “het is iets meer, mag dat?”
Omdat praktisch niemand in die tijd al over een koelkast thuis beschikte, aten de mensen in Tilburg het gehakt meestal nog diezelfde woensdag op. Of op donderdag, voor de mensen die over een koele kelder beschikten. Want voor vrijdag was het te laat. Vrijdag was immers ‘visdag’.
Louis Sparidans