‘In de hemel is geen bier, daarom drinken we het hier’. Iedereen heeft wel eens dit gezegde gehoord, veronderstel ik.
Voor (oudere) Tilburgers geldt dit zeker, want ruim 300 jaar geleden (rond omstreeks 1700) telde Tilburg niet minder dan 26 bierbrouwers, waarvan 7 ‘huijsbrouwers’ en 19 ‘coopbrouwers’, althans volgens een jaarverslag van de Kamer van Koophandel in die tijd.
Een ‘coopbrouwer’ brouwde voor zijn kostwinning, een ‘huijsbrouwer’ voorzag in de eerste plaats in zijn eigen behoefte.
Vele thuisbrouwers waren overigens even goed geoutilleerd als professionele brouwers. Zo gaf huijsbrouwer Marinus de Wolf in 1694 op dat hij beschikte over een brouwketel van tien tonnen (ongeveer 1.600 liter) en gebruikte coopbrouwer Jan de Cort een brouwketel van 9,5 ton.
Overigens liep het aantal brouwers in Tilburg nadien sterk terug tot nog slechts elf in 1757, zeven in 1816, zes in 1881 en drie in 1919.
Tot deze laatste drie behoorde, behalve de trappisten, ook de destijds zeer bekende en tamelijk grote Korvelse brouwerij ‘De Posthoorn’. De bieren die er gebrouwd werden hadden o.a. namen als Korvels Lager Bier, Dubbel Korvels Bier en Korvels Gerste Bier.
De naam ‘De Posthoorn’ was overigens niet zomaar gekozen. Er was namelijk ook een café aan verbonden waar klanten voor de postwagen of de diligence konden wachten.
In 1921 ging de brouwerij alsnog failliet. De trappisten van Koningshoeven namen een groot deel van de inventaris over.
Het belendende woonhuis werd in 1929 afgebroken. De fabrieken zijn in 1976 gesloopt om plaats te maken voor de Korvelse hofjes.
Louis Sparidans