- Datering van de gebeurtenis: rond 1800
De bierconsumptie ligt in Nederland op ca. 80 liter bier per hoofd van de bevolking per jaar. In Tilburg, met zijn 25.000 studenten is dat mogelijk iets hoger maar als we die 80 liter aanhouden komen we met 200.000 inwoners in Tilburg op een aantrekkelijk hoeveelheid van 16 miljoen liter bier per jaar!
Om een ruwe schatting te maken van het bierverbruik rond 1800 moeten we een onbetrouwbare bron hanteren. De naam van Stephan Hanewinkel heeft in de geschiedenis der Meijerij een beruchte klank gekregen. Het geslacht Hanewinkel, sinds 1654 in de Meijerij gevestigd, telde daar niet minder dan zeven predikanten. De laatste van deze rij was Stephanus Hanewinkel, gereformeerd predikant in Oost-Brabant. Blijkbaar kon hij maar moeilijk wennen aan de veranderde toestanden sinds 1795, toen aan de katholieken vrijheid van godsdienst en tenminste wettelijk een volwaardig staatsburgerschap gegeven werd. Hoe het ook zij, zijn ‘Reizen door de Meijerij', die hij in 1798 en 1799 anoniem uit gaf, getuigen niet van veel waardering en achting voor de Meijerij en zijn bewoners.
Hij noemde het ‘de heerszucht van de katholieke kerk die verhinderde dat de Meierijse boeren zich tot vrije, tolerante en beschaafde mensen konden ontwikkelen.'
‘De Priesters zijn zo onverdraagzaam en zo dom als hun leken, en hun preken allerrampzaligst.'
Hij vermeldde uiteraard ook Tilburg is zijn reisbeschrijving en relatief kwamen wij er nog goed vanaf. In zijn ‘Geschied- en aardrijkskundige beschrijving der Stad en Meijerij van 's Hertogenbosch' uit 1803 zijn aan Tilburg vijf bladzijden gewijd. Bij de vermelding in de tekst staat, dat deze plaats 8.532 inwoners telt, met een voetnoot en in die noot schuilde het venijn.
'Men wil dat de volkrijkheid te Tilburg groter moet zijn, dewijl in deze plaats zeker voor twintig duizend guldens Diester bier jaarlijks wordt gedronken, behalve het bier, dat hier in zes brouwerijen die alle handen vol hebben, aanhoudend wordt gebrouwen'
Toevallig is in de jaren dat dit speelt op het adres Korvel 6-7 een brouwerij gestart, in 1804. Dit werd de brouwerij ‘De Posthoorn', waarvan hier een afbeelding 1 uit latere jaren van het complex, toen om 1929 van ‘de erven van J. van Roessel', RAT- 024568.
Nu een poging om op basis van deze summiere gegevens een schatting te maken van de bierconsumptie rond 1800. Om te beginnen wat was bier toen? Het oppervlaktewater, zoals het water uit de beken, was niet te drinken zonder te koken, omdat de beek bovenstrooms wel ergens als riool en als waswater was gebruikt en in onze omgeving ook voor het wolwassen en verven.
Bier was dus niet zozeer een genotsmiddel als wel het enige soort bacterievrij 'water' dat men ongekookt kon drinken, met een laag alcoholpercentage van rond de 1,5 %. Ook de smaak was anders. In ons land werd namelijk geen hop aan de mout toegevoegd maar gruyt: een verzameling van plaatselijke planten en kruiden. Wel begrijpelijk dus dat met name in Holland rond 1500 de biercompsumptie lag op 400(!) liter bier per persoon per jaar gemiddeld.
Hanewinkel, zie afbeelding, was abuis want Tilburg had geen zes maar zeven brouwerijen en het aantal inwoners was geen 8.532 inwoners in 1803 maar 9.659 in januari 1804.
Nu de ruwe schatting van het bierverbruik. In de eerste plaats hebben we een indicatie nodig van de productie per brouwerij. In Gouda waren er rond 1500 totaal 200 brouwerijen die 15 miljoen liter bier maakten, d.w.z. 75.000 liter bier per brouwerij per jaar. De techniek van het ambachtelijk brouwen is van 1500 tot 1800 nauwelijks gewijzigd. Hiervan uitgaande komen we in Tilburg op een bierproductie met 7 brouwerijen van 525.000 liter bier per jaar.
Van de prijs van bier weten wij dat Weduwe Collin in haar herberg op de Markt in 1783 voor een kan lokaal bier van ca. 1,5 liter twee stuivers vroeg.
Dan het Diester bier, dat er een paar dagen over deed om hier per paard-en-wagen van 130 km ver te komen. Diest was een belangrijke graanstad in België. Daar was de graanopslag van de Abdij van Averbode en daar produceerde men het bovengistende tarwebier, met een aanzienlijk hoger alcoholpercentage dan het lokale Tilburgse bier.
Dat bier was hier aanzienlijk duurder, door duurdere grondstoffen, langduriger brouwproces en het kostbare transport.
Stel dat men hier bereid was, en in staat was, om relatief tien Euro te betalen voor een kan bier. Dat omgerekend in de waarden van rond 1800, om ca. 20 stuivers oftewel een gulden te betalen per gebruikelijke kan van ca. 1,5 liter van dat Diester bier. Dan komt een bedrag van Hanewinkel van twintig duizend gulden Diester bier overeen met een hoeveelheid van 30.000 liter!
Ten opzichte van de lokale productie van 525.000 liter is dat ruim 5% en dit vormt dus nauwelijks bedreiging voor de lokale brouwers.
Wat betekenen deze cijfers voor het gemiddeld verbruik per Tilburger. De ca. negenduizend Tilburgers verbruikten dus totaal 555.000 liter, oftewel ca. 60 liter bier per Tilburger per jaar. In verhouding tot de huidige bierconsumptie en zeker in verhouding tot het middeleeuwse verbruik, dus uitermate bescheiden.
Er waren hier tenslotte overal putten in de buurt om een ‘redelijke' kwaliteit water uit te halen.
Terug naar Hanewinkel, afb. 2. De dorpsdokter Petrus Jos Matthijs, die een tijdlang lid van het Tilburgs dorpsbestuur was, had de mededeling van Hanewinkel over Tilburg gelezen en er zich aan geërgerd. In de vergadering van het dorpsbestuur van 22 oktober 1803 gaf hij tegenover zijn medeleden uiting aan die ergernis. De goed naam van Tilburg zou onder die valse aantijging lijden.
Daarom stelde hij het college voor 'om zodanige aantijging te logenstraffen' door er publiekelijk tegenop te komen. Men zou een advertentie in de kranten Groots Kools en de Haarlemsche Courant plaatsen.
Maar jammer genoeg is de krant Groots Kools nog steeds een onbekende krant en is er in de Oprechte Haarlemse Courant van die tijd, geen advertentie terug te vinden.