Bijna 70 jaar geleden, ik was toen 11 jaar en zat nog in de zesde klas van de lagere school, de Pius X-school in de Theresiastraat, (tegenwoordig is dat overigens groep acht van de basisschool). In die tijd ben ik op zondagmiddagen een aantal keren ingevallen als kegeljongen op de kegelbaan bij Café-Restaurant ‘De Rooie Haan’ aan het Wilhelminapark. Ik woonde destijds niet zover daarvandaan, in een van de zijstraten die uitkomen op het Theresiaplein.
Bowlen bestond in die tijd nog niet, het was nog puur handwerk. Het ouderwetse kegelen met negen houten kegels en twee houten ballen. De bedoeling was wel hetzelfde als bij bowlen: met één bal alle kegels tegelijk proberen om te gooien! Je kon er gewoon je eigen schoenen bij aan houden.
Daarna moesten die kegels wél met de hand weer worden rechtgezet en uiteraard precies op de juiste plekken en vervolgens de bal(len) weer worden teruggerold. En dat was de taak van een kegeljongen!
In mijn herinnering was zo’n baan wel twintig meter lang en in vergelijking met het tegenwoordige bowlen tamelijk smal, ik schat zo’n 30 tot 35 centimeter. De kegels waren misschien wel 35 cm hoog en de houten ballen zo’n 6 of 7 cm in doorsnee.
Het waren altijd rustige oudere mannen, die meestal onder het genot van een borreltje daarmee zo’n anderhalf tot twee uur ‘zoet’ waren. Meestal kwam er daarna weer een nieuw groepje mannen. Het was een gezapige toestand, alsof de wereld stil stond.
Er viel zelden een onvertogen woord, behalve als een van de mannen aan het eind van het spel zelf ‘een kegel bleek te hebben’. Je kon het dan goed ruiken. Mijn ‘beloning’ bestond aan het eind van de middag meestal uit twee kwartjes, soms een gulden, plus een glaasje ranja. Het lijkt niet veel, maar ik was er blij mee.
Het kegelspel blijkt al een heel oud spel te zijn, zie bijgesloten afbeelding van een schilderij van Jan Steen uit omstreeks 1650. Alleen werd het toen wel anders gespeeld.
Louis Sparidans