In juni 1941 werd Jakob de Wilde nog gehuldigd omdat hij vijftig jaar ‘chazan’ was: voorganger tijdens de joodse gebedsdienst. Ondanks dat de oorlog al in volle gang was, was het een feestelijke gelegenheid voor de in 1874 in Sneek geboren De Wilde. Maar helaas ook een die niet lang daarna volledig overschaduwd zou worden door inktzwarte ellende, zoals straks zal blijken.
Jakob de Wilde was in 1908 naar Suriname vertrokken waar zijn echtgenote, Hanna Smeer (Schoterland, 1876), zich later bij hem voegde. Toen zij in 1927 terugkeerden naar Nederland, had De Wilde een interessante carrière achter de rug. Zo was hij gedurende de bijna twee decennia die hij binnen de joodse gemeenschap in Suriname doorbracht onder meer actief geweest als godsdienstleraar, slachter en besnijder.
Toen in 1927 werd geoordeeld dat hij wel voldoende tropenjaren had doorgemaakt en hij voor verdere dienst in dergelijke verre oorden werd afgekeurd, vestigde het echtpaar De Wilde zich weer in Nederland. Daar werd hij chazan in Elburg en vanaf begin 1929 vervulde De Wilde die functie in Tilburg.
Niet alleen de loopbaan van De Wilde was interessant, ook de locatie waar hij en zijn vrouw in Tilburg gingen wonen, was bijzonder: Willem II-straat 18. Dat adres pal in het centrum van de stad was bijzonder omdat het pand bij de naastgelegen synagoge hoorde en het huis altijd bewoond werd door iemand die, zoals Jakob de Wilde, een functie had in het gebedshuis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonden er behalve het kinderloze echtpaar De Wilde ook nog verschillende andere mensen, onder wie Betty Klein, Liba Kopinsky, Herman Stofkooper en Gertrud Cere Moses.
Het was ook op dit adres waar Jakob de Wilde in juni 1941 lovende woorden toegesproken kreeg vanwege zijn vijftigjarig jubileum als chazan en er cadeaus overhandigd kreeg.
“Ter gelegenheid van het feit, dat de heer J. de Wilde, voorganger van de Joodsche gemeente alhier, dezer dagen den dag herdacht heeft, waarop hij 50 jaar geleden voor de eerste maal als voorganger in een Joodsche gemeente optrad, is hij Sjabbat j.l. op hartelijke wijze gehuldigd”, schreef Het Joodsche Weekblad over de jubilaris en hoe hij in het zonnetje werd gezet. “De heer De Wilde dankte diep geroerd.”
Dat er zich in de periode die volgde zulke donkere wolken boven Jakob en Hanna de Wilde zouden samenpakken, konden zij toen nog niet weten. Toch zouden ook zij, zoals zoveel van hun geloofsgenoten, slachtoffer worden van de nazigruwelen.
Jakob en Hanna de Wilde werden op 1 juni 1943 naar Vught gedeporteerd, tussen 1 en 8 juni 1943 van Vught naar Westerbork gebracht, en op 8 juni van datzelfde jaar weer van Westerbork naar Sobibor. Daar kwamen ze drie dagen later aan. Ze werden direct vergast. Jakob de Wilde werd 69 jaar oud, zijn echtgenote 67 jaar.