Om tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog een auto te mogen rijden was een bijna onmogelijke opgave. Ook als arts in die tijd. Maar zeker voor de joodse arts als de heer Moerel, Tuinstraat 85.
De correspondentie van dokter Moerel is bewaard gebleven en geeft een beeld van de bureaucratische wijze waarop iemand het autorijden steeds verder werd belemmerd en de auto tenslotte werd opgeëist.
Het begon in juni 1940 met het verplicht stellen van een tijdelijke rijvergunning, geldig tot 30 november 1940. (afb. 1)
Op 21 november volgt een ‘keurig’ briefje van ‘Der Generalbevollmachtigte für das Kraftfahrwesen’ uit Amsterdam: ‘Ik heb het voornemen het voertuig van U te kopen’ en ‘dat de verkoopprijs vermoedelijk niet ongunstig zal uitvallen, terwijl de uitbetaling ten spoedigst geschiedt’. (afb. 2)
Na protest van Moerel, volgt dan toch op 16 december 1940, het bericht dat de beslaglegging is opgeheven. (afb. 3)
Na maandenlange correspondentie krijgt hij op 28 augustus 1942 bijgaande brief. (Afb. 4). Nu niet meer van Duitse zijde maar van de Rijksverkeersinspectie in Den Bosch dat de rijvergunning ’van hogerhand is ingetrokken’.
Op 2 september doet Moerel nog een verwoede poging om ontheffing te krijgen door een brief met zes gegronde argumenten te sturen naar de Reichs-Kommissar in Den Haag. (afb. 5)
De afwijzing van 9 september is kort en duidelijk omdat per 30 juni ‘das Auftreten von Juden in der Öffentlichkeit eingezogen worden ist’. (afb. 6)
De brief van 22 september van dokter Moerel toont zijn laatste poging om de ontwikkeling te traineren. Toen een ambtenaar langs kwam om de auto te taxeren was hij niet thuis. ‘Daar het gisteren Grote Verzoendag was en ik deze dag in de Synagoge doorbracht, was ik tot mijn spijt niet in de gelegenheid Uw taxateur te woord te staan’. (afb. 7) Het is wel zeker dat het hem niet speet!
In oktober heeft hij toch zijn auto met autopapieren moeten afstaan.
Na vervolgens in april 1943 samen met zijn vrouw ondergedoken te zijn geweest op het adres Celebesstraat 24, werden beiden kort voor de bevrijding van Tilburg, op 12 augustus 1944 alsnog gearresteerd en weggevoerd naar Auschwitz waar zij op 6 september 1944 zijn omgekomen.