- Datering van de gebeurtenis: 1800-1900
Kruikenzeiker: feit of fictie?
Rond 1800 reisde dominee Stephanus Hanewinkel door Noord-Brabant om daar van alles en nog wat te noteren over de bestaanswijze, de gewoonten en gebruiken.
Zijn Geschied- en Aardrykskundige Beschryving der Stad en Meiery van 's-Hertogenbosch, Beginnende met de vroegste tyden en eindigende met den jare 1802 maakt melding van het vollen, een onderdeel van het productieproces in de textiel. In een voetnoot voegt hij daaraan toe:
'Het weven van wollen Lakenen geeft hier aan duizenden menschen den kost. Zelfs geeft deze handtering hier eenen tak van handel, welken men elders vruchteloos zou zoeken, naamlyk Menschenwater (urine), hetwelk tot de wollen-laken-redery volstrekt onöntbeerlyk is. In sommige arme huisgezinnen wordt jaarlyks wel voor dertig of veertig guldens hiervan verkocht.'
Hanewinkel vermeldt helaas niet waar hij deze wijsheid vandaan heeft. We hebben hier te maken met het enige schriftelijke bewijs dat in de achttiende eeuw daadwerkelijk voor de urine betaald is, al lijkt het bedrag dat zo'n 10 % van een jaarinkomen zou bedragen, schromelijk overdreven. Het is nu juist dit verhaal van Hanewinkel dat overal klakkeloos wordt overgenomen - zelfs zonder de aanduiding dat het hier om een gebruik ging dat vóór 1800 (!) bestond.
Op basis van wat we op dit moment uit de bronnen weten, staat het urinegebruik en dat deze moest worden opgevangen, onomstotelijk vast. Voor wassen, verven en vollen. Soms, bij bepaalde stoffen en kleurschakeringen. Het was een complex proces. Gaandeweg gingen chemische middelen de urine vervangen.
Dat er een geringe prijs stond voor een emmer pis is eveneens duidelijk, al is daar discussie over mogelijk. Over letterlijk plassen in de kruik is geen mededeling terug te vinden. In eerste instantie waren de kruiken er om de urine in te bewaren. Om vervlieging tegen te gaan waren ze afgedekt met een stop of doek. Nergens in de bronnen is te vinden dat letterlijk in de kruiken geplast werd. Maar over bewaren in de afgesloten kruik voordat het in de kuip of ketel ging is nauwelijks twijfel. Het is aan de fantasie van de 21-eeuwse Tilburger om te bedenken hoe zijn voorvaderen de urine verzamelden.
Bron: Henk van Doremalen en Paul Spapens, Kruikezeikers. Mythe en werkelijkheid van een Tilburgs fenomeen (Tilburg, 2004).
afb. 1: Passage uit het boek van Hanewinkel, 1803.
afb. 2: Fragment uit het proefschrift van B. Dijksterhuis over Tilburg uit 1899.
afb. 3: De verver door Jan Luyken.