De Sint Josef school aan de Oude Dijk werd gedreven door een frater en een aantal zusters die er les gaven. Ik ging er school van 1970 tot 1973, de tijd waarbinnen ik twee maal Communie deed in de Heikese Kerk. De nonnen bereidden ons daar grondig op voor, deels met de verhalen uit de Bijbel, maar deels ook door de choreografie van de Communieplechtigheid uit en te na te oefenen.
Wij wisten niet beter of we moesten elke woensdag om 8 uur bij de vroege mis ons melden, dat was overigens geen bijzonderheid, het ging gewoon zo. Maar na de mis, was er altijd die beloning. De zusters gingen aan het hoofd van de groep leerlingen voor uit de kerk en liepen zo naar de ingang van het klooster aan de Oude Dijk. Daar telden ze 'de neuzen' en al wie in de mis was geweest mocht mee naar binnen. De onmetelijke gangen van het klooster door, gingen we, met na afloop een kleine rondgang langs de toen nog geheel ommuurde, niet voor het publiek toegankelijke tuin. Het zou nu niets meer voorstellen, zo'n beloning, maar toen was het iets. Zeker als bleek dat de zusters goed opletten: als je er die ochtend niet bij was geweest in de kerk, maar wel klaar stond om het klooster binnen te gaan, pikten ze je er zo uit. Dan kon je als enige langs de Oude Dijk naar school.
Een zuster herinner ik mij: zuster Evarista. Ze had mij op de een of andere manier hoog zitten en was altijd aardig en vriendelijk. Ze kwam ook bij ons thuis en informeerde dan of alles wel goed ging. Ik geloof dat mijn vader niet zo dol was op die bezoekjes. In mijn herinnering bleef ze altijd aanwezig als een van de aardigste mensen uit mijn jeugd.
Toen ik in de jaren '80 in Tilburg ging studeren, besloot ik haar eens op te zoeken. Ik wist niet of ze nog wel leefde, geen idee had ik hoe oud ze toendertijd moet zijn geweest. Ik meldde me dus bij de receptie en vroeg naar zuster Evarista. Tot mijn stomme verbazing nam de receptioniste de telefoon in haar hand om een intern nummer in te toetsen, mij vragend: wie kan ik zeggen dat er is? Ik dacht na en herinnerde hoe ze me noemde vroeger: "Zeg maar dat Renaultje er is". De receptioniste glimlachte en tikte het nummer in. "Dag zuster Evarista" zei ze: "Ik moest zeggen dat Renaultje aan de receptie staat om bij u op bezoek te komen".
Niet veel later hoorde ik een gejoel uit de grote gang opstijgen. Daar kwam ze aangerend in een grijs habijt: zuster Evarista. Ze had mijn koosnaam onthouden uit de honderden leerlingnamen die haar ongetwijfeld in al die tijd moeten zijn voorbijgegaan. Ze omhelsde me met kreten van vreugde en verrukking. Dolblij was ze met mijn komst. Ik volgde haar naar haar kleine kamer, ze bood me champagne aan (het was tenslotte feest) en vertelde honderduit over allerlei klasgenoten uit die tijd. Zij zelf had juist wat pech gehad: enkele weken voordat ze een reis naar het Beloofde Land zou maken, waarvoor ze jarenlang geld opzij had gezet, kreeg ze een kleine hartinfarct. Ze mocht niet meer vliegen. Van het geld dat ze terug kreeg had ze dan maar een superdeluxe televisie gekocht. "Dan kan ik de schepping tenminste goed bekijken", grapte ze.
We namen afscheid, ik studeerde af en ben door het land gaan zwerven. Ik zag haar nooit meer terug en ze is nu vrijwel zeker gestorven, of ze moet ruim 115 jaar oud zijn geworden. Zij is er de reden van, dat ik nog jaren katholiek ben gebleven, uit naam weliswaar.