Gisteren ontving ik bij gelegenheid van het nieuwe jaar van een oude bekende van me een fles wijn cadeau. Niks bijzonders, dacht ik, totdat hij erbij zei ‘gij bent vroeger toch ook misdienaar geweest, dus ge zult deze wijn wel kennen en weten te waarderen’.
Ik keek daarop eens goed naar het etiket : ‘Miswijn – Vin de Messe’, dat was lang geleden dat ik die voor het laatst had gezien. Een liquoreux van 16%. Toemaar!
Jawel, zo’n zoete wijn én met zo’n hoog alcoholpercentage, dat ‘zei’ me wel iets, ofschoon ik die bij mijn weten slechts één keer heb geproefd. Ik zal een jaar of tien/elf zijn geweest, tweede helft jaren veertig, en inderdaad, ik was toen misdienaar ‘op Theresia’, want wij woonden daar.
Al heel vaak had ik in de jaren daarvoor een priester aan het altaar, voorafgaand aan de eucharistieviering, met ampullen ‘geholpen’ om in zijn kelk wijn te schenken om naderhand (letterlijk) water bij de wijn te doen dat hij dan vervolgens tijdens de mis in ‘bloed’ zou doen veranderen. Maar altijd wel onder de toevoeging: ‘maar een heel klein bietje water, hoor’. Sommigen gebruikten in plaats daarvan zelfs een borrellepeltje voor het water.
Op zo’n dag vertelde een ietwat oudere misdienaar me, een echte durfal, dat hij na afloop van de mis wel eens een slokje van de miswijn nam, als de koster tenminste al weg was. ‘Heerlijk’ zei hij, ‘moet je ook eens proberen!’
Een paar dagen later: zo gezegd, zo gedaan. Maar ik was niet gehaaid genoeg. De koster was weliswaar weg, maar de pastoor was nog in de kerk en had het deurtje van het wijnkastje in de sacristie open horen gaan.
Hij stoof naar binnen onder de uitroep: ‘da zulde moete biechten, menneke’!
Het was tevens de laatste keer dat ik misdienaar was.
Louis Sparidans