Tilburgs op kantoor

Stofjassen

De jonge honden, waar ik bijhoorde snuffelden nogal eens in den engelenbak. Dat was de postkamer, waar iedereen terecht kon, zij het voor een postbestelling, of een pekske sjek, dat gehaald moest worden.

Op een kantoor was destijds in de regel een groot percentage niet-Tilburgers, dikwijls compleet met een harde G, en protestant, en andere praat als wij, en zo. Een Brabantse stad als Tilburg heeft achterstand ingelopen, dank zij de toename, hier, van “middelbare” groepen, pakweg de laatste 40 jaar. Daardoor werden verschillen van minder belang.

Het kantoor was in die tijd bij uitstek het domein van het Algemeen Beschaafd Nederland, althans van het stofjassen-Tilburgs-Hollands !

Ik wil het nou niet hebben over de meisjes in de typekamer, achter hun grote dreigende Remingtons. Er was volop verbaal en non-verbaal contact, maar de meisjes waren toen veel bekakter dan “wij”, ook in het taaltje, dat ze spraken !

Er werd toen ook niet zo gepraat van “jij”en “jou” onder de wat oudere collega’s, die toen keurig “Mevr.X” en “Meneer Y”, en U en Uw tegen mekaar zeiden.

Daar is enkele tientallen jaren geleden vrij plotseling een eind aan gekomen, en iedereen mocht iedereen ineens tutoyeren. Hoe dat zo plotseling kwam, dat is misschien een sociale studie waard. Ik denk dat met de stijging van de welvaart de bescherming van de eigenheid en de stand van minder belang is geworden.

Maar weet ik veel…………

Anton van de Wiel