- Datering van de gebeurtenis: Rond 1900
Niet ver vandaan waar ik nu woon (in Grave) werd in 1867 in Dieden (bij Ravenstein) Hendrikus Johannes van Vorst geboren (zie de foto hiernaast). Een man ‘naar mijn hart', althans af en toe.
Met als bron ‘Thuis in Brabant' resp. de auteur Paul van Dun, citeer ik als volgt:
‘Na de lagere en de Latijnse School doorlopen te hebben, behaalde Van Vorst de hulpakte voor onderwijzer. In 1890 trad Hendrikus, na een mislukte verloving, als novice in bij de kapucijnen. In 1891 legde hij de geloften af en op 21 december 1895 werd hij in de Bossche Sint-Jan priester gewijd.
Ondertussen was hij gaan wonen in het klooster van de kapucijnen in Tilburg en studeerde hij retorica, filosofie en theologie.
Zijn wens om missionaris te worden werd aanvankelijk niet gehonoreerd. Zijn oversten vonden dat hij niet gehoorzaam genoeg was. Uiteindelijk vertrok hij in april 1901 naar de missie in Syrië. Hij raakte daar in conflict met zijn overste en in augustus 1902 keerde hij terug naar Tilburg, waar hij zich vooral aan de bijbelexegese wijdde.
Begin 1905 publiceerde Van Vorst in de ‘Tilburgsche Courant' een aantal artikelen onder de titel 'Christus in de Sociale Actie'. Hij stelde hierin dat de materiële levensomstandigheden van de arbeiders slechts verbeterd konden worden door ook hun godsdienstig-zedelijke belangen niet uit het oog te verliezen. Daarom moesten de arbeiders zich in katholieke vakorganisaties verenigen. Deze gedachte uitte hij in al zijn spreekbeurten en ook in de brochure ‘De Kerk en de Boterham' (1905).
Van Vorst was overwegend actief in Tilburg, samen met Lambert Poell, geestelijk adviseur van de Bossche Diocesane Textielarbeidersbond en energiek organisator van de katholieke sociale beweging.
Maar Van Vorst maakte ook vijanden. Met name de Tilburgse pastoors en notabelen boden veel weerstand tegen zijn optreden.
Ook de overste van het Tilburgse kapucijnenklooster zag liever dat hij zich van verdere propaganda zou onthouden. Hij zou zich voor het karretje van Poell laten spannen en zich te scherp hebben uitgelaten door de pastoors als 'heren wijnzuipers' te betitelen.
In mei 1905 werd het hem verboden voor de Tilburgse arbeiders te spreken of contacten te onderhouden met de buitenwereld en een maand later werd hij overgeplaatst naar het kapucijnenklooster in 's-Hertogenbosch.'
Wordt vervolgd.