Thuis in Tilburg-Noord: Radha Chote
Voor de tentoonstelling Thuis in Tilburg-Noord, die tot en met 23 oktober in het Peerke Donderspaviljoen te zien is, werden mensen van dertien verschillende nationaliteiten geportretteerd. Radha Chote (Paramaribo, Suriname, 1973) bracht deze mensen bij elkaar. In tweeënhalve maand vond zij veertien personen die op de foto wilden op een plaats in Tilburg-Noord waar zij graag komen. “Ik zie Tilburg-Noord nu echt van een andere kant,” vertelt Radha.
Radha was voor ze aan dit project begon niet bekend in Tilburg-Noord, waardoor de zoektocht in het begin lastig was: “Mijn netwerk daar is niet groot. Ik heb daarom een flyer gemaakt en ben bij het Verdiplein begonnen. Daar ben ik winkels ingegaan, heb ik me voorgesteld en een flyer achtergelaten. Veel mensen zeiden: ‘heel leuk, maar ik doe daar niet aan mee.’ Op de foto gaan was een te hoge drempel. Na twee weken dacht ik: wat erg, ik heb nog helemaal niemand. In die periode ben ik daarom elke week erheen gegaan, soms gewoon om koriander te kopen of een broodje te halen. Ik heb de gemeente gebeld, ben bij de bibliotheek, de Bloesem en de IJpelaar geweest en toen was er opeens een vrouw die zei: ‘Dat is goed, ik doe het. Ik wil mijn verhaal wel vertellen.’ Dat was Najwa uit Irak. Daarna vroeg ik de dansleraar van mijn nichtjes, Gairon, die Curaçaose roots heeft. Op den duur kwamen er via via steeds meer mensen bij. Ik ontmoette de moeder van Zehra uit Turkije in de Bloesem, en toen ik met haar op pad was, kwamen we haar buurvrouw Maria del Carmen uit Colombia tegen. Zij had weer een Poolse vriendin, Anja. Ik heb gemerkt dat je als je eenmaal een opening gevonden hebt, je binnen bent in Tilburg-Noord. Dan vertrouwen de mensen je en word je toegelaten.”
Radha is Surinaams Hindoestaans. Haar wortels liggen in India, waarvandaan haar groot- en overgrootouders naar Suriname migreerden. Toen ze een jaar oud was, kwam ze met haar ouders naar Nederland. “Suriname werd onafhankelijk en mensen vreesden voor de situatie van het land en de toekomst van hun kinderen. Ze zijn massaal naar Nederland gekomen voor een goed bestaan. Wij kwamen in een opvangcentrum in Bergen op Zoom terecht. Vanuit daar kreeg je een plaats aangewezen. Zo zijn wij in Tilburg-West terechtgekomen, in het huis waar mijn moeder nu al vijfendertig jaar woont. De rest van onze familie is verspreid over heel Nederland.”
Radha is al een aantal keer in het land van haar voorouders geweest en - veel meer dan in Suriname - voelt ze zich er thuis. “Ik zie er westers uit, maar de mensen in India zijn qua huidskleur hetzelfde. We spreken ook dezelfde taal, het eten is herkenbaar en overal zie je hindoeïstische tempels. En de rituelen zijn daar heel openbaar. Hier heeft elke hindoe een klein altaartje in huis, daar zie je ze overal op straat. Het is echt thuiskomen als ik daar ben.” Haar Hindoestaanse identiteit speelt een belangrijke rol in Radha’s leven. Uit de behoefte om hier meer mee bezig te zijn, heeft ze besloten om een Hindoegemeenschap in Tilburg op te richten. In het Ronde Tafelhuis houdt de gemeenschap gebedsdiensten en organiseren ze Hindi taallessen, leesgroepen en zanglessen, en geven ze voorlichting over bijvoorbeeld Ayur Veda, een Indiase geneeswijze. Hier komen niet alleen Surinamers naartoe, maar ook Indiërs, Indonesiërs en Nederlanders. Belangrijk vindt Radha dat de rituelen toepasbaar zijn in het dagelijks leven en ook begrijpelijk zijn voor mensen die geen hindoe zijn.
Radha woont al bijna haar hele leven in Tilburg, eerst in West en nu in de Reeshof. “Ik ben opgegroeid met het idee: Tilburg-Noord, daar moet je niet naartoe gaan, want daar heb je heel veel criminelen, vooral bij het Verdiplein...” Voordat ze met de Hindoegemeenschap in het Ronde Tafelhuis kwam, kwam ze er alleen af en toe voor de markt. “Niet zozeer omdat het een slechte wijk was, maar ik kwam daar gewoon niet. En ik zal je zeggen: nog geen een keer heb ik er tijdens het doen van het project een onveilig gevoel gehad. Ik zie Tilburg-Noord echt van een hele andere kant nu. Er wordt veel gedaan aan inburgering en de multiculturaliteit is leuk, ik weet nu waar ik heen moet om mijn boodschappen te halen voor mijn Surinaamse gerechten.”
“Ik vind het jammer dat het project is afgelopen. Ik ben in hele andere kringen terecht gekomen. Ook mensen die zelf niet mee wilden doen, ontvingen me heel welkom. Ik kom nu regelmatig in Tilburg-Noord. Ik heb er mensen leren kennen waarmee ik ook na het project nog steeds een leuk babbeltje maak. Ik heb iets opgebouwd met die mensen. Veel van hen zijn bij de opening in het Peerke Donders Paviljoen geweest. De tentoonstelling heeft in de wijk meer bekendheid gegeven aan Peerke Donders. Veel verschillende culturen hebben hem leren kennen.”
“Ik heb gemerkt dat mensen graag hun verhaal kwijt willen. Een deel van de mensen die ik ontmoette zijn politieke vluchtelingen. Zij hebben vaak een nare bagage. De verhalen van de mensen zijn me echt bijgebleven. Je staat er vaak niet bij stil dat deze mensen negen van de tien keer niet om een leuke reden naar Nederland zijn gekomen, naar een land waar ze nog nooit van gehoord hadden. Ik heb gezien dat deze mensen toch de kracht kunnen vinden om van iets vreemds iets bekends te maken. Iets wat vertrouwd is geeft veiligheid, en als iets veilig is durf je de volgende stap te maken.”
“Door dit project ben ik ook op zoek gegaan naar mezelf. Anders dan de meeste mensen die ik sprak voor Thuis in Tilburg-Noord, spraken wij thuis Nederlands. Ook hebben we geen nare dingen meegemaakt en zijn niet gevlucht. Mijn ouders hebben het anders ervaren dan ik. Zij hebben huis en haard achtergelaten en zijn hier helemaal opnieuw begonnen. Ik ben heel westers opgegroeid, maar ondanks dat zal mijn Hindoestaanse identiteit nooit verdwijnen. Al is het misschien alleen voeding, muziek, kleding, je huidskleur… er zal altijd iets zijn wat jou bindt met waar je vandaan komt. Dat zie ik met alle mensen die ik sprak, ze zoeken elkaar toch op. In Spanje heb je ook Hollandse cafés waar ze kroketten verkopen.”