Het loopt nog steeds gesmeerd

  • Datering van de gebeurtenis: Negentiger jaren tot 2007

Dit is een bijdrage in de serie over de textiel, waarbij wij getracht hebben de reeds beschreven verhalen te mijden; wij laten in deze bijdrage Ad van Rijen aan het woord.

En we maken kennis met een specifiek textielproduct.

 

Bij de N.S. dacht men eenvoudig over het weven van de in onze vorige bijdrage beschreven smeerkussens. Ad haalt zijn herinneringen uit de beginperiode op: "De techneuten van de N.S. dachten als volgt: in Tilburg zijn die "Kruikezeikers" bekend met textiel en het weven ervan, dus die smeerkussens weven zal ook wel niet moeilijk zijn. Ze benaderden mij om de kussens voor het eigen materieel te weven. De locomotieven in de series 1000-1100-1200-1300, 2200-2400 en 600 serie waren nog voorzien van deze kussens. Daarnaast reden er in ons land nog nostalgische trams uit de jaren vijftig rond op straat en in musea en hielden enthousiaste vrijwilligers nog diverse types (stoom)locomotieven op de rails. De smeerkussens werden voor eigen gebruik en later voor extern gebruik geweven. Diverse maten zoals type A, B en C en specifiek maatwerk". Het weefproces probeert Ad kort en krachtig uit te leggen: "Door middel van twee klossen wol (voor de borstel en lus), en twee klossen katoen (voor de platbinding), een mes voor de polen (die worden doorgesneden ) en een ijzeren plaat voor het deel, de lus, die in de olie hangt. Daarnaast zijn vier kammen, een riet en een lade voor het aanslaan van het geheel nodig. De smeerkussens (intern oliezuigers genoemd) worden als strook geweven en later doorgesneden en gemonteerd in of op een ijzeren geraamte, ook wel karkas genoemd. Tussendoor worden ze nog vierentwintig uur in een bad met olie gelegd om daarna op een zeef uit te lekken. De kussens zijn dan volledig verzadigd met olie".

De tijd stond niet stil en de techniek werd steeds verder ontwikkeld. In het nieuwe materieel dat de Nederlandse Spoorwegen in de jaren tachtig en negentig aanschafte waren de smeerkussens niet meer nodig. In 1995 was het vernieuwingsproces afgerond en was praktisch het hele locpark vervangen. Zowel het weefgetouw als de wever werden overcompleet. Ad aan het woord: "De vraag naar smeerkussens liep begin jaren negentig enorm terug; de NS had ze zelf niet meer nodig . Daarnaast was door de aanschaf van het nieuwe materieel het groot onderhoud de eerste jaren niet nodig en het klein onderhoud was veel eenvoudiger dan voorheen en minder arbeidsintensief. Vijftigplussers konden gebruik maken van een afvloeiingsregeling. In dit sociaalplan was er voor de mensen tussen 52 en 55 een 55+ regeling ontstaan: je "mocht" hiervoor naar Eindhoven. In 1996 heb ik gebruik gemaakt van de 55 plus regeling. Het weefgetouw heeft ongeveer hetzelfde traject afgelegd. Vanuit de NS werkplaats is het overgeplaatst naar het Textielmuseum. In geval van nood zouden dan op deze locatie de smeerkussens worden geweven. De opdrachten bleven op den duur uit. Op de valreep is het weefgetouw overgeplaatst naar het weverijmuseum in Geldrop. We zitten dan in millenniumjaar 2000. Het heeft hier tot 2002 werkeloos gestaan". In genoemd jaar wordt het weefgetouw weer verenigd met "zijn" wever Ad. Hij vertelt het als volgt: "In 2002 kwam Ing. Bosman met het boekje "De tram in het Openluchtmuseum in Arnhem" naar mij toe. Zijn boodschap was helder: de tram in het Openluchtmuseum had nieuwe smeerkussens nodig en of ik die kon maken. Mijn hart ging sneller kloppen; de lijn naar het museum was snel gelegd".

Sinds die eerste opdracht worden er in Geldrop door Ad weer smeerkussens geweven en kunnen restaurateurs van oude locomotieven en trams weer de smeerkussens vervangen zodat deze letterlijk gesmeerd lopen. Ad en Henny, inmiddels opa en oma, wonen drieëntwintig jaar in Theresia en voelen zich er thuis. Dit blijkt uit het feit dat ze van de sloop van de straten achter hun woning een uitgebreid verslag in de vorm van foto's en zelfs een video opname hebben gemaakt. Ad heeft een unieke hobby die iets toevoegt aan de hobby van vele anderen en waar beiden achter staan. Tenslotte wil ik Ad en Henny bedanken voor hun gastvrije ontvangst en hun openhartig gesprek. Een aantal lijnen komt hierdoor bij elkaar: de textiel, "ut atelier" en "Theresia in de jaren tachtig".

Met dank aan: Ad en Henny van Rijen

Bezoek de site van het Weverijmuseum Geldrop voor nadere informatie: http://www.weverijmuseum.nl/

Bijlage 1: Folder museum
Bijlage 2: Ad met zijn AaBe deken etiketten
Bijlage 3: Ad en Henny voor hun woning in de Dr. Mollenstraat.

Dit verhaal werd opgenomen tijdens een reünie van oud-textielarbeiders in de Openbare Bibliotheek Tilburg. Deze reünie werd georganiseerd door de Tilburger Frans Kense, die het boek ‘Tilburg Wolstad’ uitbracht in februari 2007.

Rechten van de foto's, bijlages en teksten voorbehouden de auteur en eigenaars van het materiaal

Media