Zijn familie werkte op het platteland. “De mannen ploegden de grond en zaaiden het in. Vrouwen haalden dan de toppen van het graan”. Mokhtar herinnerde zich nog goed dat zijn moeder tien kilometer moest lopen om bij het land te komen. Ze nam dan een stukje brood en wat karnemelk mee. “Aan het einde van de dag, kwam ze thuis met de opbrengst, een aantal kilo granen die ze dan weer zelf vermaalde tot meel”. In deze tijd zou je zeggen dat de familie van Mokhtar opgroeide in armoede. “Er was geen stromend water, gas of elektriciteit. Maar de mensen waren gelukkig”, vertelt hij.
Als een van de weinigen kon Mokhtar naar school. Deze was in de stad Tetouan. Omdat het te ver weg was woonde hij al op jonge leeftijd met een aantal andere kinderen in een appartement. Op zijn 15e verhuisde zijn familie naar de andere grote stad Tanger. “Niet veel later vertrok mijn vader naar Nederland, ik volgde enkele jaren later, aanvankelijk voor een vakantie, maar ik bleef bij mijn vader om te werken.”
Eigenlijk was Mokthar zelf een van de eerste kinderen van gastarbeiders. Zijn vader kwam in 1967 naar Nederland en werkte een korte tijd in Rhenen. De werkgelegenheid in Nederland was nog niet op gang gekomen en schaars in die, dus keerde zijn vader na zeven maanden terug om in Marokko te blijven. Echter, werk in Marokko was er al helemaal niet en dus ging hij na een korte tijd toch weer naar Nederland.
Mokthar zelf werkte in een textielfabriek in Tanger en had een goede baan. “Mensen verdienen ongeveer 1 dirham per uur, ik verdiende 1,5 dirham”. Toch wilde ook hij net zoals zijn vader naar Nederland om te werken. Zijn vader zag dat niet zitten. “Dus besloot ik zonder zijn medeweten toestemming aan mijn opa te vragen om een paspoort te laten maken.” Toen mijn vader eindelijk overstag ging, gaf hij aan dat ik geen paspoort had. Toen ik deze echter tevoorschijn haalde, mocht ik na veel aandringen mee, op vakantie, op voorwaarde dat hij terug zou keren naar zijn werk in Tanger. Maar Mokthar was nieuwsgierig en wilde blijven, al deelde hij dat niet met zijn vader.
Op 20 maart 1970 komt Mokhtar aan in Brussel en er viel sneeuw uit de lucht. “Ik had dat nog nooit gezien. Dus ik vroeg aan mijn vader, wat is dit?” Het was donker en koud. Terwijl Marokko zonnig en warm is.
“Het was geen warm welkom, ik voelde me een beetje benauwd en miste Marokko. Daar waren we de hele tijd buiten en speelden we voetbal op onze blote voeten. Hier zaten de mensen de hele dag binnen”. Op dat moment wilde hij zelfs niet eens de ‘vakantie’ afmaken en verlangde terug naar zijn moeder.
“Ik verbleef in het pension aan de Kanaaldijk in Helmond waar mijn vader zat. Hier kwamen veel jonge mannen. “Na een week of drie vroeg een van hen of ik wilde werken. Een paar uurtjes maar. Dat wilde ik wel”. En zo begon hij de volgende dag, zonder medeweten van zijn vader, bij Kippenverwerkingsbedrijf Van Ham. “Ik sprak geen woord Nederlands”.
Toen zijn vader hier achter kwam, was hij erg boos. Hij wilde dat hij terug ging naar zijn baan in Marokko en daar een verder bestaan opbouwen. “Ik haalde hem over om maar een paar weken te werken, dan ging ik terug”.
Mijn vader verdiende ongeveer 150 gulden per week. Ik verdiende bijna het dubbele. Ik werkte van zeven uur ‘s ochtends tot twaalf uur ‘s avonds en dan kwam ik thuis. Mijn leven bestond uit werken, ook in het weekend.
Toen Van Ham zag dat wij zo hard werkten, huurde hij voor ons een huisje. De huur was 65 gulden per week. 25 gulden werd van onze loon afgetrokken, de rest betaalde van Ham. Na een week werken, gaf ik mijn vader het geld dat ik verdiende. Na elke week zei ik, nog een week werken en dan ga ik. En zo vlogen de maanden voorbij en voor ik het wist was er anderhalf jaar voorbij.
Later verhuisde Mokhtar naar Mierlo-Hout. “De huisbazin was heel aardig. Zij heeft mij geholpen om verblijfspapieren te krijgen”. Mokhtar werkte hard maar was ook een jonge man die de wereld wilde ontdekken. “Met vrienden toerden we dan door het land”.
Het was tijd voor de gezinshereniging en de vader van Mokthar zocht een huis voor zijn vrouw en zijn zeven kinderen. Huurhuizen waren schaars dus kocht hij iets in de Drietipstraat. Eigenlijk was het niet echt een huis, meer een garage van ongeveer 200 meter lang, maar het had als bestemming, wonen.
Ik was toen 21 jaar en viel buiten het recht op gezinshereniging, maar ik verbleef wel in Nederland. Ik werkte hard en betaalde ziektekostenverzekering via de fabriek. Het pension waar ik woonde was van huisbazin Marietje. Zij hielp mij een brief te schrijven naar koningin Juliana, met de boodschap dat mijn hele familie naar Nederland mocht, ik niet binnen de regeling viel en dus alleen in Marokko zou achterblijven. De toenmalige baas van mijn vader de heer Raaymakers zou garant staan voor werk. En zo mocht ik in Marokko een visum ophalen en op de legale manier naar Nederland komen.
Mokhtar hopte van baan naar baan nadat hij ontslagen werd door Raaymakers omdat er weinig werk was. “Zo vond ik werk bij een klokgieterij. Ik werd de eerste dag al ziek en daarom direct ontslagen. “Ik ontvang overigens nog steeds pensioen van dat bedrijf voor de twee dagen die ik heb gewerkt, 1 euro per jaar of zo”, lacht hij.
Uiteindelijk vond Mokthar werk bij een golfkartonfabriek waar hij 33 jaar tot zijn pensioen is gebleven. Het was zwaar werken maar mijn baas de heer van Roest was goed voor het personeel en betaalde goed. In die tijd waren werkgevers niet zo happig op Marokkanen, want die werden vaak ‘ziek’ als ze op vakantie gingen naar Marokko. Dus wilden ze het liefst werken met Spanjaarden.
In de straat waar Mokthar woonde met zijn familie woonde ook de familie Van Lieshout. Hij werd verliefd op hun dochter Karin. Daar trouwde hij mee en samen kregen ze drie dochters, onder wie de Tilburgse wethouder Esmah Lahlah.
“Ik heb een fijn leven, met veel kansen. Lang heb ik gedacht dat ik misschien terug naar Marokko zou willen. Maar na een tijdje veranderde dat beeld, nu ben ik hier geworteld.”
Dit verhaal is geschreven door Halima Özen bij het project 'Ode aan mijn vader, de gastarbeider'. Daarbij maakte Halima een film met verhalen van de Tilburgers Esmah Lahlah, Mesut Demir en Aziza Aboulkacem-Jardoui. Zij vertellen alle drie over hun vader als gastarbeider.