Er gebeurde toen ook nog, voor mij althans nare dingen. Ik was er namelijk bij dat meisjes en vrouwen die met de moffen geheuld hadden werden opgebracht en midden op het heuvelplein werden uitgejouwd en kaalgeschoren. Ik vond het wel zielig maar ik zong het liedje wel mee:
Meisjes die met moffen gaan
komen op het Heuvelplein te staan
Met een kale kop
En een hakenkruis erop
Maar op diezelfde heuvel zagen wij voor het eerst Schotse soldaten. Onze bevrijders, dat was wel iets aparts. Militairen met rokjes aan. Het praatje ging rond dat ze daaronder niets aanhadden; geen onderbroek dus! Ik was gefascineerd door de geweldig mooie uniformen, de hoge bontmutsen en de rare muziekinstrumenten; de doedelzakken. Een lelijk woord voor zo’n mooi instrument. Ze voerden marcherend een show op maar het schijnt dat deze Schotten dappere helden waren die aan het front spelend op de doedelzakken voorop lopend het regiment mentaal oppepten. Later zijn enkele Schotten naar Tilburg gekomen om kinderen de doedelzak te leren spelen. Die kinderen kregen dezelfde uniformpjes kompleet met prachtige hoge berenmutsen en marcheerden en speelden samen met de Schotten door de straten van Tilburg. ‘De Schotjes’ heetten ze en ze bestaan nog steeds als drumband met doedelzakken en uniformen. Er is nog steeds een verbondenheid met Schotland.
Ja, wij waren dan wel bevrijd maar boven de rivieren was Nederland nog steeds bezet en heerste de Hongerwinter. Wij hadden geen honger meer. We kregen op school soms een sinaasappel. Die moesten we in de klas opeten en de schillen ter controle inleveren. Er waren veel mensen die zo’n sinaasappel wilden kopen maar dat was niet de bedoeling. Ook kregen we elke dag een vitamine C tabletje. Op scholen en andere gebouwen kwamen gaarkeukens. Daar kon je dan met een pannetje naar toe voor stamppot of soep.