Mijn ouders hebben voor de zaak en voor het grote gezin altijd auto gereden. Maar voor een nieuwe auto was er nooit voldoende geld. Ook reparaties deed mijn vader zoveel mogelijk zelf. We hadden rond 1950 een 2e hands Opeltje waarvan de accu een keertje leeg was. Een "monteur" nam de accu achter op zijn fiets mee om het thuis op te laden. Enkele dagen later bracht ie de accu, die inmiddels van zijn fiets gevallen was, terug, de brokken met teer aan elkaar gezet. Enfin, diezelfde "specialits" werd geroepen omdat de remmen het haast niet meer deden. We hadden achter ons huis een grote plaats met op het einde de garage. Alvorens aan de reparatie te beginnen moest ie de remmen even testen. Daartoe zette hij de auto bij de ingangspoort, gaf flink gas en reed met een klap tegen de zijmuur van de garage. Dat mijn verhaal waar is kunt U nu nog zien, de barst in de muur zit er nogsteeds. Om een einde te maken aan al die ellende met dat Opeltje kocht mijn Vader een DESOTO, een zware amerikaanse personenwagen. In die tijd werd wegenbelasting berekend aan de hand van gewichtsklassen. Die Desoto had achter de bumper, voor en achter, een zware ijzeren stootbalk. Om in een lagere gewichtsklasse te vallen werden die balken weggezaagd. Behalve zeer veel wegenbelasting was er nog een ander probleem: de neus was een meter te lang voor de garage. Toen zat er maar één ding op, stuk muur eruit en eigenhandig een uitbouw voor de neus eraan gezet.