Naast de arbeid was er dus de sport. Het bleek dat mijn vader aanleg had voor het omgaan met “het leer” (zoals een voetbal toentertijd nog wel eens werd omschreven). Hij heeft dan ook bij verschillende Oisterwijkse clubs gespeeld, onder andere bij Nevelo, een club voortgekomen uit de (NE)derlandse (VE)renigde (L)ederfabriek (O)isterwijk.
Voor de letters waaruit de naam Nevelo bestond werd later een betekenis gevonden die niets meer met de fabriek van doen had: Noeste Eenheid Voert Elkeen Langzaam Opwaarts. Mijn vader heeft hier nog in een elftal samengespeeld met de latere Oisterwijkse wethouder Willem van der Aa, die de voetbalsport óók zeer hoog in het vaandel had. Omstreeks het jaar 1936 is mijn vader gaan spelen bij de Tilburgse club LONGA (Lichaams Ontwikkeling Na Gedane Arbeid), waar hij in het eerste elftal speelde met onder andere de bekende Tilburger Henk Pellikaan. Met dit elftal prijkte hij in 1937 op de sportkalender van de tabaksfabrikant Turmac, de Turkish Macedonian Tobacco Company, sinds 1919 gevestigd in Zevenaar, en heden nog steeds in bedrijf onder de naam British American Tobacco.
Sport en tabak waren in die jaren kennelijk minder elkaars vijanden dan in de huidige tijd! Een krantencitaat uit 1936: “In de tweede helft is het vooral van der Waals die het meest op den voorgrond treedt en die na twaalf minuten spelen met een mooi schot den voorsprong vergroot op 3-0. Twintig minuten zijn er gespeeld als van der Waals een afgemeten voorzet geeft, waaruit Brokken met ’n kopbal voor een juweeltje van een doelpunt zorgt en den stand op 4-0 brengt. Nog is het LONGA niet genoeg en herhaaldelijk zitten de Tilburgers voor de E.V.V.- veste totdat een kwartier vóór het einde het wederom van der Waals is die Maas voor de vijfde maal passeert. In de laatste minuten, nadat van der Waals tegen de deklat geschoten heeft, vangt van Houtum het leer op en maakt hieruit het halve dozijn vol, 6-0, waarna spoedig inrukken wordt geblazen”.
Voor het begin van het seizoen 1936-1937 nam LONGA deel aan het prestigieuze Zilveren Bal tournooi. LONGA won de eerste wedstrijd tegen landskampioen Feijenoord met 2-1. In de halve finale echter werd ze met strafschoppen uitgeschakeld door Willem II. Mijn vader maakte deel uit van dit elftal van LONGA. Men krijgt uit het voorgaande een indruk van het steeds hogere niveau waarop een gewone Oisterwijkse jongen voetbalde. Dit laatste was kennelijk ook anderen opgevallen, getuige het hiernavolgende.
In de tweede helft van april 1937 ontving mijn vader een brief van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond uit Den Haag. Deze brief luidt: ”namens de technische commissie hebben wij de eer U uit te nodigen a. s. dinsdag, 20 dezer, des namiddags om 1.45 uur op het terrein der vereeniging LONGA te Tilburg aanwezig te willen zijn, teneinde aan de aldaar onder leiding van bondsoefenmeester (tegenwoordig zeggen we: bondscoach) Glendenning te houden oefeningen deel te nemen”. Robert ”Bob” Glendenning (1888-1940) was een Engelse voetballer, en later trainer, die het Nederlands elftal leidde in 1923 en van 1925 tot 1940. Hij is de tot heden langstzittende Nederlandse bondscoach geweest. Deze Tilburgse KNVB-exercities hebben voor zover mij bekend voor mijn vader geen vervolg gehad en dus is het wat betreft het spelen in de Nationale ploeg bij deze “oefeningen” gebleven. Na de Tilburgse periode is mijn vader terechtgekomen bij de Bossche voetbalvereniging BVV. Tussendoor mag nog melding worden gemaakt van zijn kampioenschap op het atletieknummer 100 meter hardlopen, gemaakt te Tilburg (op 8 augustus 1943, lid van Nevelo) in een tijd van 11,7 seconden. De periode bij BVV was zeer succesvol. Zo was deze club in 1945 winnaar van de Zilveren Bal.
In de tweede helft van de jaren ’40 ging mijn vader het beroep van huisschilder uitoefenen. Op 4 oktober 1950 trouwde hij met de uit Oisterwijk afkomstige Helena Theodora (Leentje) Lapien (geboren te Oisterwijk 25-12-1922 en overleden te Oisterwijk op 25-10-2002). Na zijn actieve periode als speler (in 1950 was mijn vader 37 jaar) brak een niet minder actieve periode aan als trainer van diverse voetbalclubs in de omstreken van Oisterwijk. Op veertigjarige leeftijd nam hij het trainerschap op zich van Audacia in Moergestel. Deze club ging in 1952 over tot het aannemen van een bezoldigde trainer. Voor vijf gulden per week ging mijn vader hier aan de slag.
Penningmeester Piet van Gisbergen (1907-1982) schijnt hierbij volgens de overlevering de verzuchting: ‘’t is wel veul, mar we hebben dan toch unne goeie”, geslaakt te hebben! Tegelijkertijd trainde mijn vader ook het Loon op Zandse Uno Animo. Deze club was hoger geklasseerd dan Audacia. Zodoende moest hij wegens deze Loonse verplichtingen op zondag bij de wedstrijden van Audacia verstek laten gaan. Men was overigens bij Audacia niet minder tevreden want mijn vader is er meer dan tien jaar trainer gebleven. In 1963 heeft hij zich nog gezet tot het volgen van een trainerscursus waarvan hij ook de officiële verklaring behaalde. Hij is in deze jaren nog trainer geweest van onder andere Jong Brabant en de Tilburgse club Gudok.
Volgens één van de toenmalige Jong Brabantspelers, Albert van Broekhoven, was Van der Waals een man die er altijd keurig verzorgd uit zag. “Hij leefde helemaal voor de sport. Ging op zondag voor zijn voetbalwerkzaamheden vaak nog zwemmen. Ons heeft hij zelden of nooit op zondag zien voetballen, want dan moest hij als trainer bij Uno Animo zijn dat in een hogere klasse voetbalde. Bovendien waren wij een arme club die op de centjes moest letten en dus ook niet zoveel geld had om een trainer te betalen. Hij dronk meestal melk en nooit alcohol.
Trainingen in die tijd bij Jong Brabant waren nog niet zo stevig als nu. We deden meestal een aantal bewegingsoefeningen om de ledematen los te maken. De deelname aan de trainingen was heel wisselend. Een keer had ik zelfs “privé-training” van Van der Waals, want de rest van het elftal was niet komen opdagen!"
Als fervent sportman lette mijn vader op zijn gezondheid. Hij verzorgde zichzelf altijd goed. Alcohol was taboe. Roken deed hij zijn laatste jaren soms wel, maar matig. Hij brak dan een sigaret doormidden om de ene helft op te roken en de andere voor een later tijdstip te bewaren. Al met al een bijzonder voetballeven. Hoewel ook in deze jaren zelf nog sportief actief (mijn vader schrok er bijvoorbeeld niet voor terug om bij koud weer in het Diaconieven in de Oisterwijkse bossen te gaan zwemmen) overleed hij zeer plotseling tijdens zijn werk in Moergestel op 3 december 1969. Zijn laatste werkgevers waren de Gebr. Wolfs, die hun schildersbedrijf en -winkel hadden aan de Raadhuisstraat in Moergestel. Met het overlijden van mijn vader werd een bijzonder sport-, werk-, en gezinsleven afgesloten. Op 6 december 1969 is mijn vader Antoon van der Waals op het St. Petruskerkhof in Oisterwijk begraven.