Wie kent hem nog, de Lollykapper? Een steekproefje in Het Laar levert veel reacties op! De Lollykapper staat blijkbaar bij velen nog in het geheugen gegrift. “Ja, zo werd ik genoemd. De Lollykapper met de olifantenstoel. De kinderen kregen bij mij altijd een lolly en ik had een speciale kinderstoel in de vorm van een olifant.”
Tekst: Myriam Krol
Foto's: collectie familie Horvers
Kees (94) en Hetty (88) Horvers-van Cuijck wonen al een aantal jaar in Het Laar. Ze halen herinneringen op aan de zaak aan de Postelse Hoeflaan. “Op de hoek met de Brunostraat had ik mijn kapperszaak voor heren en kinderen. Tegen mijn zaak aan in de Brunostraat zat Van Heeswijk, dat was de dameskapper. Ik was de eerste kapper in West. Van 1961 tot 1999 stond ik in de zaak.”
Als 15-jarige jongen leerde Kees het vak bij zijn oudere broer die kapper was in Loon op Zand. “Scheren een dubbeltje, knippen een kwartje, zo was het toen.” Toen hij 16 was ging hij naar de kappersschool. Daar legde het groepje kappersleerlingen van toen het fundament van een jarenlange vriendschap. “Dat was de kappersclub. Door de jaren heen blijven we ons telkens twee avonden per maand bijscholen in het kappersvak. Dat vond dan plaats in Hotel de Lindeboom aan de Heuvel. We waren een hechte groep verschillende kappers uit Tilburg, Waalwijk en Goirle. We zijn ook wel eens samen naar Engeland geweest.”
Na de kappersschool kwam Kees in dienst van kapper Van den Broek aan de Besterdring. Hetty ging daar met haar kleine neefje naar toe, die moest geknipt worden. “Zo leerde we elkaar kennen”, vertelt ze. Hetty had wel oog voor kwaliteit, ze was zelf namelijk ook kapster. Ze werkte als 16-jarige bij dameskapper Brands op de Korte Heuvel, daarna werkte ze nog zeven jaar bij Keulen in de Willem II-straat. Toen ze trouwde met Kees stopte ze met werken in de kapsalon. Ze kregen drie kinderen, allemaal dochters, waarvan er ook eentje kapster is geworden.
Eind jaren vijftig begon de bouw van een nieuwe wijk in Tilburg, Tilburg-West. Kees vertrok bij Van Den Broek om zijn eigen zaak te beginnen. “De zonen van Van den Broek begonnen in de jaren daarna ook een eigen kapsalon. Eentje aan het Westerpark en eentje in de Heikant in Noord.”
Kapsalon Horvers was snel vermaard onder de gezinnen in West. Hij had ook nog twee jongens in dienst. “Elke woensdagmiddag stond de zaak helemaal vol met moeders en kinderen. Ze wilden allemaal op de olifantenstoel, dus ze moesten nummertjes trekken wie aan de beurt was.” In de jaren zeventig kreeg Kees er een extra bijverdienste bij. “Vertegenwoordigers kwamen vragen of ze sigaretten- en condoomautomaten aan mijn buitenmuur mochten hangen. Ik deelde mee in de winst. We zeiden altijd dat we van het geld van de condooms elk jaar op vakantie konden!” lachten Kees en Hetty.
Het waren mooie tijden. “De sfeer, de gezelligheid, de klanten die ook kwamen om de krant en de leesmap te lezen. Ik schonk altijd lekkere koffie. Ik had klanten van buiten de stad. Ze stonden om 8.00 uur al voor mijn deur te wachten om geknipt te worden.” Inmiddels woonde het gezin aan de overkant in de Brunostraat. Als de zaak sloot liep Kees altijd met zijn geldla met papiergeld en kleingeld over straat naar huis. “Dat vonden ik en de kinderen niks”, zei Hetty. “Hij legde gewoon er gewoon een krant overheen.”
Kees werkte tot zijn 75ste in de zaak. “We verhuisden naar de Voltstraat. Toen nog kwam ik bij een paar van mijn klanten thuis om ze te knippen. Dokter Lansink bijvoorbeeld, die aan de Wandelboslaan woonde. De dokter heeft zelfs nog in Het Laar gewoond. Mijn dochter knipte hem nog de laatste jaren in Laarhoven.” Kees verkocht de zaak net voordat de euro kwam aan een ander. Ook nu nog zit er nog steeds een kapsalon in.