Een goede bekende van me, Ben, is een echte Brabander, eentje in hart en nieren. Hij komt uit ‘een goed katholiek gezin’, dat wil zeggen een familie ‘meej veul kènder’, dan witte’t wel’.
Onlangs verhaalde hij een historie uit het ‘Rijke Roomsche Leven’ van de jaren dertig in de vorige eeuw. Hij heeft het van zijn moeder. Ik kan het zó plaatsen in mijn eigen jeugd omdat ik in die jaren, de jaren veertig en vijftig van de afgelopen eeuw, in min of meer tersluikse contacten met oudere Tilburgers, wel eens vergelijkbare verhalen heb gehoord.
Het speelt in de tijd dat de pastoor geregeld op bezoek kwam om de mensen er op te wijzen wat in die jaren het feitelijke doel van een goed katholiek huwelijk was. Zo ook bij een jong ‘simpel echtpaar’ (laat ik ze zo maar noemen) waar hij na verloop van tijd moet constateren dat het ontbreekt aan technische kennis en vaardigheid.
De meeste pastoors waren in die jaren niet zelf ervaringsdeskundig dus werd er dan iemand uit de omgeving ‘opgetrommeld’ om zo’n jong echtpaartje met adviezen ‘te helpen’. Zo ook in dit geval. Zo’n adviseur moest evenwel iemand zijn die zelf niet al te preuts was, anders zou het nog niet gaan ‘lukken’.
De eerste ‘levensles’: hemd-rokken uit of hoog genoeg opgetrokken en dan maar tegen elkaar aan kruipen.
Als dat uit zichzelf onvoldoende perspectief opende volgde ‘les 2’: ‘t vrouwtje onder, ‘t mannetje boven. Eigenlijk zou dat al genoeg moeten zijn, maar in dit geval bleef het buikje van ‘t (simpele) vrouwtje, zo zag de pastoor, nog steeds ‘zo plat als een dubbeltje’.
Dan maar een derde ‘levensles’ concludeerde de pastoor en de adviseur werd opnieuw ingeschakeld om het lijfelijke ‘instrumentarium’ toe te lichten, waarvan de vormen en karakters kunnen veranderen, laat ik het zo maar netjes omschrijven. Ze pikten de boodschap op: het ene onderdeel in het andere. Maar er bleek nog een vierde les nodig.
Het duo had namelijk nog steeds niet begrepen wat de crux was waarop ‘de adviseur’ ten einde raad uitriep: ‘Dan moette beweege, gòddoome, dan vuulde‘t vanèèges!’
Ja, zo kon dat voorkomen in ‘het Tilburg van de dertiger jaren’. Heel anders dan die wijsneus van zeven jaar die ik een maand geleden tegenkwam. Hij vroeg: ‘Babies? Kun je die ook downloaden en 3D-printen?’.
Louis Sparidans