Theodora M. werd, zoals ik al eerder schreef, op 20 november 1913 voor de brandstichting in de Nijverstraat veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De verdediger ging ervan uit dat er geen hoger beroep zou worden aangetekend, maar dat bleek niet het geval zoals in het artikel van de Nieuwe Tilburgsche Courant van 10 december 1913 te lezen was:
Zaak Theodora M.
Naar wij vernemen zal Woensdag 24 December voor het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in hooger beroep behandeld worden de zaak tegen Theodora M., door de rechtbank te Breda wegens brandstichting veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf onder aftrek van preventieve hechtenis.
In plaats van den toegevoegden verdediger mr. Kolfschoten te Breda zal mr. P. M. Arts alhier beklaagde weer verdedige.
Daags voor Kerstmis stond Theodora M. dus opnieuw voor de rechtbank, ditmaal in Den Bosch. En opnieuw werden de getuigen en deskundigen gehoord. Hieronder is nog een samenvatting van het gebeurde te lezen uit de Tilburgsche Courant 24 december 1913:
'sBosch 24 December
Heden is voor het Bossche Hof in hooger beroep behandeld, de zaak van Theodora M. door de Rechtbank te Breda veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf met aftrek van preventief wegens brandstichting in hare woning aan de Nijverstraat.
De officier van Justitie te Breda, die één jaar geëischt had, en zich niet met het vonnis kon vereenigen, teekende het hooger beroep aan.
Een korte herinnering aan het verloop der zaak is hier op zijn plaats. De brandstichting waarvan beklaagde beschuldigd wordt had plaats in den late avond van 31 Juli j.l. Door de politie in verhoor genomen, bekende zij in bijzonderheden, den brand te hebben gesticht en ook later voor den Rechter-commissaris herhaalde zij den misdaad te hebben gepleegd, om in het bezit te komen der penningen, waarmede zij haar zwager en zuster bij wie ze inwoonde, voor een financieel debacle wilde redden. Men herinnert zich, dat de inboedel, die voor f 4000.-verzekerd was, eenige dagen te voren was overgebracht naar een woning aan den Bredaschen weg.
Ter terechtzitting te Breda evenwel,op 6 Nov. j.l. kwam beklaagde tot groote verbazing der Rechtbank, op alle hare vroeger afgelegde verklaringen formeel terug en trachtte deze ommekeer aannemelijk te maken door te zeggen,dat niet zij den brand had gesticht, doch anderen wier naam ze niet noemen wilde. Onmiddellijk vatte nu de Rechtbank vermoedens op tegen den zwager G. L. en werden deze en zijn echtgenoote nog in dezelfde zitting gedagvaard en gehoord. L. kon echter een alibi opgeven en bij nadere controle, door de Rechtbank uitgeoefend, moet gebleken zijn dat L. inderdaad zich op het oogenblik van het uitbreken van den brand te Amersfoort bevond.
De rechtbank eindigt dan ook met beklaagde schuldig te verklaren, maar nam blijkbaar verzachtende omstandigheden in aanmerking.
Het grote probleem voor de rechters was dat Th. ook tijdens het hoger beroep volhield onschuldig te zijn aan de brandstichting, maar ook dat zij niet wist wie het dan wél gedaan kon hebben terwijl iedereen toch in de richting van haar zwager L. keek.
Zijn alibi was dat hij ten tijde van de brand in Amersfoort zou zijn, wat echter niet bewezen, maar ook niet ontkend kon worden. De pleiter, Mr. Arts, had hem zelfs die bewuste avond nog om half zes voorbij zijn woning zien fietsen, terwijl hij later in Utrecht en Amersfoort zou zijn. De pleiter vindt zijn alibi dus zeer zwak, ook al omdat hij weigert voor de rechtbank te getuigen.
Maar er is nog iets wat de zaak van Th. M. er niet sterker op maakt, want de rechter haalt nog een eerdere brandstichting aan:
“Voor den Commissaris van politie hebt U nog verklaard, dat U vroeger in Bergen (N.H.) het huis van uw zwager hebt in brand gestoken en dat U toen f 8200 van de assurantie hebt gekregen. Toen woonde U ook bij uw zwager en nu weer”
Uiteindelijk komt er geen verdere duidelijkheid in deze zaak. Theodora volhardt in twee dingen: ze heeft het niet gedaan en weet ook niet wie het wel op zijn geweten heeft.
De rechtbank heeft zich daarop teruggetrokken en zal nog diezelfde middag uitspraak doen. En die komt als volgt in de krant:
DE UITSPRAAK.
Men seint ons nader uit 's-Bosch. Het Hof hedenmiddag uitspraak doende, veroordeelde beklaagde tot zes maanden gevangenisstraf onder, aftrek der preventieve hechtenis vanaf 1 Augustus j.l.
Theodora was ten tijde van het hoger beroep nog niet in vrijheid gesteld. Dat betekende dat haar arrest nog tot 1 februari 1914 werd verlengd.
Henk van Mierlo
Nuenen
Foto (BeeldonLine) is van de brandweer van het Goirke uit 1923