- Datering van de gebeurtenis: Vanaf omstreeks 1886
Na "Tilburg als textielstad" mag zeker ook gesproken worden over "Tilburg als muziekstad". Zowel in het verleden als heden. Wat het heden betreft hoef ik alleen maar te wijzen op de vele muziekverenigingen, orkesten, bands, harmonieën, fanfares, koren, enz. die heden ten dage nog aktief zijn in Tilburg. Maar denk in dit verband ook aan het jaarlijkse Festival Mundial, de POP-tempel 013 en de rijke jazz-geschiedenis, zoals recent nog op deze site regelmatig is gememoreerd door Rinus van der Heijden.
In deze bijdrage wil ik me echter voornamelijk focussen op de Muziekinstrumentenfabriek van Mathieu Kessels, waar indertijd op enig moment meer dan 350 mensen werkzaam waren. Na de textielindustrie was deze industrie ruim honderd jaar geleden de tweede bedrijfstak in Tilburg. Lang niet iedereen in Tilburg weet dat. Erfgoed van de bovenste plank!
Ofschoon er in mijn jeugdjaren in Tilburg, rond 1950, nauwelijks iets over te horen of te lezen viel, blijkt er tegenwoordig wél veel informatie over aanwezig, o.a. bij het Regionaal Archief Tilburg. Mijn interesse werd overigens extra gestimuleerd, na een bezoek aan het Muziekinstrumentenmuseum "Muzima", begin vorige maand resp. door de daar nog niet zo lang geleden plaatsgevonden diefstal van tientallen koperen instrumenten. Ik heb er al eens eerder iets over geschreven.
Met toestemming van Luud de Brouwer, thans hoofd van het Regionaal Archief Tilburg, die in 1991 uitgebreid archiefonderzoek naar Kessels heeft verricht en het resultaat daarvan nadien heeft gepubliceerd in "Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur", maak ik daarbij graag gebruik van zijn werk. Letterlijke citaten zal ik daarbij cursief weergeven.
Mathieu Kessels leefde van 1858 tot 1932. Samen met zijn broer Jos runde hij rond 1880 een muziekuitgeverij in hun woonplaats Heerlen. Tezelfdertijd zetten ze ook een handel in muziekinstrumenten op. In 1884 vetrekt Jos naar Tilburg om daar directeur te worden van van de Nieuwe Koninklijke Harmonie. In de loop van 1886 vertrekt Mathieu met zijn muziekhandel eveneens naar Tilburg.
Op 8 december 1887 komen twee Saksische werklieden bij hem aan de deur die om werk vragen. Kessels biedt hun onderdak en laat hen, om het spoorkaartje terug naar Duitsland te verdienen, enkele instrumenten repareren die hij wilde opsturen naar Parijs, waar hij gewoonlijk zijn reparaties liet uitvoeren. De twee Saksische arbeiders beginnen in een waskeuken te werken. Ze doen de reparaties naar ieders tevredenheid en zo is de reparatie-inrichting geboren.
In zekere zin was Mathieu Kessels daarmee de eerste Tilburgse wergever die gastarbeiders in dienst nam.
In december 1888 verschijnt de eerste advertentie van de reparatie-inrichting voor muziekinstrumenten in De Muziekbode. De reparatie-inrichting draait dermate goed dat er spoedig extra personeel nodig is. Het aantal werknemers groeit in korte tijd naar zes. Onder de arbeiders ontstaat de behoefte om ook nieuwe instrumenten te gaan maken.
Mathieu Kessels gaat op zoek naar een geschikte werkplaats. Op 3 mei 1889 schrijft A.C. Gimbrère aan de gemeente Tilburg dat hij 'voornemens is om op zijn perceel (vroeger parapluiefabriek) aan de Wolstraat (...) een smidsbed te plaatsen ten behoeve der inrichting voor herstelling van muziekinstrumenten van den heer M.J.H. Kessels'. Hoewel deze beschrijving op geen enkele wijze rept over de fabricage van nieuwe muziekinstrumenten, spreekt een advertentie in de Muziekbode van 10 mei 1889 voor het eerst over de 'Nederlandsche fabriek van Muziekinstrumenten'. Aanvankelijk worden er alleen koperen blaasinstrumenten gemaakt.
Ook de werkplaats in de Wolstraat is al snel te klein om de groeiende stroom orders het hoofd te bieden. Er is behoefte aan een grotere fabrieksruimte. Op 4 maart 1890 vraagt Mathieu Kessels een vergunning aan voor het stellen van een smidsbed in een reeds bestaand fabrieksgebouw aan het Wilhelminapark. In deze aanvraag is wel sprake van het maken van nieuwe muziekinstrumenten.In dit fabrieksgebouw worden de activiteiten uitgebreid met afdelingen voor houten blaasinstrumenten en strijk- en slaginstrumenten. Ook nu gaan uit het buitenland aangetrokken technici deze nieuwe afdelingen leiden.
In 1890 verhuist het gezin Kessels naar het Langepad. De Saksische instrumentenmakers wonen dan niet meer bij hen. Zelf schrijft hij over zijn 'gastarbeiders' dat het een soort trekvogels waren, die zich moeilijk aan de andere zeden en gebruiken konden aanpassen en daarom meestal maar kort in Nederland bleven. Voor de continuïteit van een bedrijf is zo'n snel wisselend personeelsbestand van vakmensen natuurlijk niet goed. Mathieu Kessels ziet zich daardoor genoodzaakt om zich alle kneepjes van het vak zelf eigen te maken. Na enkele jaren leren is hij in staat de technische leiding van de fabricage van muziekinstrumenten zelf op zich te nemen. Hij gaat zijn personeel zelf in het buitenland halen; zo is hij zeker van de vereiste vakkennis van zijn personeel. Hij zoekt daarnaast bij voorkeur mannen die getrouwd zijn; die zijn tenslotte honkvaster en rustiger.
Het bedrijf begint nu aan een periode van grote bloei. De Kamer van Koophandel en Fabrieken schrijft in haar jaarverslag over 1891: 'Zo werd hier in de laatste tijd opgericht eene fabriek van muziekinstrumenten die reeds aan een groot getal arbeiders werk verschaft en voortdurend in het bezit is van bestellingen voor binnen- en buitenland'. In 1895 wordt zijn bedrijf hofleverancier van koningin-regentes Emma en in 1900 van koningin Wilhelmina. De toenemende bedrijvigheid zowel wat betreft de produktie als de diversiteit aan instrumenten noopt Mathieu Kessels om uit te zien naar weer een grotere fabrieksruimte. Hij besluit zelf een fabriek te bouwen.
Op 8 juli 1897 koopt hij van Theodorus Schots voor f 10.000 vier percelen grond in de Noordhoek, langs de spoorlijn naar Turnhout, aan de latere Industriestraat. Op 27 december van dat jaar vraagt hij een hinderwetvergunning aan voor die nieuwe fabriek van muziekinstrumenten, 'waarin geplaatst worden een Gasmotor met 10 Paardenkracht, eene kopergieterij, een soldeeroven en twee smidsvuren'. Naast deze fabriek bouwt hij zijn woonhuis 'Villa Cecilia' dat al in 1897 gereedkomt. In de loop van 1898 start de produktie in de nieuwe fabriek. In 1899 richt hij een piano-afdeling op.
De zaken blijven goed gaan en op 25 februari 1902 dient Mathieu Kessels een verzoek in bij de gemeente Tilburg om zijn fabriek uit te breiden met twee lokalen waarin 50 personen kunnen werken.
De vroegere Industriestraat liep ongeveer waar nu de Hart van Brabantlaan loopt. De naam van de huidige St. Ceciliastraat is ontleend aan de naam van de destijdse villa, het woonhuis van Mathieu Kessels dus, vlak naast zijn fabriek. St. Cecilia staat bekend als beschermheilige van musici.
Bijgaand een foto van het borstbeeld van Mathieu Kessels, in bezit van museum Muzima alsook een van de fabriek, ongeveer honderd jaar geleden, waarop links de villa is te zien.
Tot zover dit eerste deel; wordt vervolgd.
Louis Sparidans, Grave