- Datering van de foto: na 1934
- Wie staan erop: Gebouw van de Koninklijke HBS Willem ll aan de Ringbaan Oost
Leerlingengedrag en sancties 1945-1964
‘...Inderdaad vooral ten aanzien van de werklust en de belangstelling. De aandacht is bij velen te zeer gericht op sport en ontspanning. Studeren komt pas op de tweede plaats. Vele jonge mensen missen tegenwoordig verantwoordelijkheidsgevoel. Over het algemeen zijn de jongelui oppervlakkig'....
(uit een landelijke enquête van de Inspectie in 1953)
Bovenstaande klacht is van alle tijden. Ze behoort onveranderlijk tot het jargon in een willekeurige docentenkamer. Gedragspatronen en normen echter zijn schuivend, vertegenwoordigen een tijdsgeest en dwingen ons vaak tot inleving en nuancering. Voorbeelden van ‘kwalijk leerlingengedrag' aan de Koninklijke HBS ‘Willem II' in de periode 1945-1964 en de sancties door de school genomen, verwonderen vaak, doen wenkbrauwen fronsen en mondhoeken krullen.
Schorsingen van enkele dagen en zelfs weken bij ‘zware vergrijpen' werden als vanzelfsprekende maatregelen geaccepteerd, noodzakelijk in een tijd van wederopbouw die orde en discipline nodig had.
In juni 1947 werd een speciale lerarenvergadering bijeengeroepen om te beslissen over te nemen sancties tegen vier leerlingen - drie meisjes en een jongen - die geverbaliseerd waren door de politie wegens het zwemmen op verboden terrein en dat tot tweemaal toe. De mate van ontkleding van een van de meisjes werd als onbehoorlijk beschouwd. Bovendien waren er valse namen opgegeven. Justitie ontfermde zich erover maar ook de school vond een daad te moeten stellen en unaniem werd besloten om de betrokken leerlingen tijdens alle eindexamendagen terug te laten komen. De angst om als openbare school met een gemengde bevolking door de preutse katholieke omgeving als broedplaats van zedenverwildering en moreel verval bestempeld te worden, speelde mee. Meer zaken wijzen in die richting. Zo werd er opgetreden tegen een te vrije omgang van jongens en meisjes op straat. Ook binnen het schoolgebouwencomplex was er een strenge scheiding van seksen, want jongens en meisjes hadden hun eigen ‘speelplaats', met eigen uitgang, waar strenge controle plaatsvond. Het kwam immers geregeld voor dat meisjes zich bevonden ‘ergens' achter de gymnastiekzaal, waar niemand thuishoorde. Een jongen werd in 1953 voor 14 dagen geschorst omdat hij ‘zwoele tekeningen' had geproduceerd en aan een medeleerling gegeven. Bovendien leende hij een paar dagen van een ander een boekje dat ‘naar afbeelding en inhoud verraderlijk dicht de pornografie benaderde'. Eveneens voor 14 dagen werd een leerling geschorst omdat hij gesprekken voerde die ‘aan de schunnige kant' waren. Veelvuldig bioscoopbezoek en omgang met ‘minderwaardige individuen' buiten schoolverband hadden aan deze betreurenswaardige mentaliteit bijgedragen. In 1958 werd een vierdeklasser voorgoed van school verwijderd omdat hij in de klas in aanwezigheid van meisjes woorden en uitdrukkingen gebruikte ‘die alle perken te buiten gingen'.
Begin 1949 deed zich een ernstig geval van bedrog voor. Twee leerlingen uit de vierde klas waren rond middernacht via een raam, waarvan ze overdag de spanjolet hadden losgezet, het natuurkundelokaal binnengeslopen om proefwerkopgaven over te schrijven. De hoofdverdachten werden voor de rest van het jaar geschorst en bevordering werd onmogelijk gemaakt. Ze vertrokken naar Den Bosch.
In dezelfde tijd waarschuwde de minister van OKW voor het veelvuldig lezen door de schooljeugd van ‘boekjes die een samenhangende reeks tekeningen met een begeleidende tekst bevatten, over het algemeen van een sensationeel gehalte zonder enige andere waarde'. Hij wilde dat de scholen er op toezagen dat deze ‘beeldromans' niet meegebracht werden.
In 1955 werd de ‘ballpoint'-kwestie actueel. De houders van deze balpennen werden als blaasroer gebruikt en sporen hiervan kon men in de lokalen ontwaren. Gebruik van dit schrijfmateriaal werd daarom voor de klassen 1, 2 en 3 absoluut verboden. Dat men het meende bleek enige dagen later toen bij overtreding schorsingen van 14 en 8 dagen werden uitgedeeld.
In 1959 werd een kledingvoorschrift toegevoegd op advies van de Rijksgebouwendienst: niemand die liep op naaldhakken mocht meer in het schoolgebouw toegelaten worden. Het dragen ervan bleek gevaarlijk! Tot in de jaren zeventig kwam deze bepaling voor in het uittreksel van het schoolreglement in de schoolgids.
Surveillanten van de ‘buitendienst' zagen erop toe dat niemand zich voor en na school en tijdens de pauzes voorzag van een lekkernij uit een nabijgelegen bakkerswinkel. Nog in 1964 werden twee meisjes geschorst omdat ze onmiddellijk na schooltijd de snoepwinkel binnengegaan waren.
Toen J. Vaissier in 1964 het rectoraat op zich nam nam ook het aantal orderegels toe: laatkomers werden strenger gestraft, hollen, fluiten en luidruchtig praten waren verboden en de leerlingen dienden hun tassen (zogenaamde ‘pukkels' waren verboden) in ordelijke rijen op te stellen op de daarvoor aangewezen plaatsen. De ‘nieuwe mondigheid' schreed echter voort getuige de toename van het aantal ‘opschriften', ‘staaltjes van bedenkelijk gedrag' en ‘minachting voor iedere autoriteit'. De maatschappij veranderde snel........
J. de Veer