- Datering van het verhaal: Jaren zestig
Op een plein gaan de nummers altijd anders dan in een straat. Ook al staan er aan alle kanten huizen.
De nummering loopt gewoon door, niets even of oneven!
Op nummer 1 een groot hoekhuis met portiek. Het is gebouwd in 1935, daar woonde de Familie van Dooren.
De bebouwing was er best gevarieerd aan "onze" kant, we hadden allemaal portieken.
Maar soms leek het of er een lege plek later opgevuld was. Bijvoorbeeld door twee onder een kap te bouwen. Het is een gevarieerde bebouwing, maar altijd is tegen het volgende huis aangebouwd.
Er zijn ingemetselde eerste stenen om het bouwjaar niet te vergeten, met namen van mensen die al niet meer in leven zijn.
Daarnaast woonde Meneer en Mevrouw Rijnen. Ik weet nog dat hun dochter Rietje geslaagd was als kapster. Het hele plein had feest, en Rietje startte een eigen salon. Later kwam haar man Sjef ook in de salon werken. Vanaf toen werd er boven gewoond door ouders en kinderen, en beneden gekapt.
In het volgende huis woonde mijn vriendinnetje Coby Verhey, haar vader werkte net als mijn vader bij de Volt. Wel op een andere afdeling.
Bij hen op de plaats zag ik voor de eerste keer hoe een kip geslacht werd en doorrende over de plaats, uiteraard zonder te kakelen! De vader maakte zelfs van de kippenpoot een eng en luguber speeltje!
Werkgevers uit die tijd die ik me kan herinneren waren voornamelijk "de Volt", en "Schiedamse lederwaren". En iedereen kende iedereen. Met de ene familie was de band beter dan met de andere, maar zonder dat de mensen elkaar overliepen waren ze toch veelal op de hoogte van elkaars reilen en zeilen. De sociale controle kende nog hoogtijdagen!
Weer iets verder woonde de Familie de Vroe en de Familie Wezel. Meneer Wezel had ooit een erg ongeluk gehad, en zijn vrouw was in een nacht helemaal grijs geworden!
Dat maakt grote indruk op mij als kind. Het was waarschijnlijk de toon van het verhaal wat diepe indruk op me maakte.
En op nummer 8 woonde een klein pittig vrouwtje, iedereen noemde haar
"Vrouwke Broers".
Over haar man kan ik me niets herinneren, ze was blijkbaar al vroeg weduwe.
Haar dochter ging bij haar boven wonen toen ze ging trouwen, en kreeg daar haar eerste kind.
Ook toen was er woningnood.
Daarnaast de Familie van Eck. Hun astmatisch zoontje Eric was mijn eerste jeugdliefde op kleuterleeftijd.
Ze kwamen uit Utrecht en waren niet katholiek.
Op zondag zongen ze bij het orgel waar de vader muziek op speelde, het was een fijn gezin.
Ook de oma woonde bij hen in. Een oudere dikke en vriendelijke vrouw die bijna blind was en constant sokken zat te breien, sokken met gaten, want als je blind bent laat je wel eens een steek vallen!
Het was een gezin met grote zonen, en dan wat van dat jongere spul, een beetje net als bij ons, maar toch anders!
Er waren huizen op het Transvaalplein met een "eigen" poortje, maar ook met een lange poort
tussen de huizen in. Voor twee of meerdere huizen dus.
Wij woonden tussen een eigen poort van nummer 9, en tegen het woonhuis nummer 11 aan. Dat hield in dat de keuken en het toilet van de buren tegen die van ons aan lagen. Gespiegeld als het ware.
Natuurlijk waren wij met veel kinderen, maar ik kan me niets herinneren van burengerucht. Aan de andere kant woonde de familie Nabbe, daar hadden ze grote jongens en maar één meisje. Mevrouw Nabbe heeft me enkele uren na mijn geboorte naar het Elisabeth Ziekenhuis gebracht omdat mijn moeder daar na de bevalling opgenomen was.
Afb: Collectie Regionaal Archief Tilburg (0033470), kinderen spelen achter `Avé Maria´, Transvaalplein