- Datering van de gebeurtenis: maart 2007
Al beheerste Ruud Adam (geb. 1941) alle facetten van de fabricage van schoenen, op 19-jarige leeftijd maakte hij toch de overstap naar de textiel. Bij N.V. Wollenstoffen-fabriek Thomas de Beer kon hij maar liefst twee tientjes meer verdienen. Niet alleen een beter salaris leidde tot dat besluit, ook het feit dat hij in de kost was bij een gezin dat al tijden bij De Beer werkte en vlakbij de fabriek woonde.
Het was in 1963 dat Ruud bij De Beer begon als ringspinner. Als hij zijn gewone loopschoenen verwisseld had voor zijn werkschoenen, die door collega's soms als grap stonden vastgespijkerd, zette hij de grote rollen van de voorspinnerij op de machine van de spinafdeling, sloot de draden op de spinklossen aan en startte de machine. Kapotte draden werden zonodig door hem gerepareerd. Ruud leerde dit vak in de praktijk, zoals hij zich ook in de praktijk bekwaamde in de bediening van de selfak. Dit apparaat bracht grote rollen garens over op kleinere, die op hun beurt alles weer op hulzen (klossen) wikkelden.
Het werk op de spinafdeling werd afgewisseld door werk in het magazijn. Daar moest Ruud de geplette wol uit de balen trekken, de strengen losmaken en na enkele gespecialiseerde handelingen (waarbij de kruikenzeik gebruikt werd) geschikt maken voor de spinmachines. Het magazijnwerk was vooral leuk als Ruud de stof voor de weefgetouwen met de lift naar ‘boven' mocht transporteren. Boven zaten namelijk de meisjes, de stopsters. De aandacht die Ruud voor het vrouwelijk geslacht aan de dag legde, viel altijd verkeerd bij zijn chef die blijkbaar over minder charme en versiertalent beschikte dan zijn ondergeschikte. Met een hoogrode kleur van woede (of was het jaloezie?) beval de chef hem onverwijld terug te keren naar beneden ...voor straf via de trap!
In de winter was Ruud vaak te vinden in het wolmagazijn als er in dat koude seizoen op de spinafdeling te weinig te doen was. De textiel kende ook door het jaar heen slappe momenten met als gevolg dat vele arbeiders ‘in het wachtgeld' werden gezet.
En dan was het vreemd om, aldus Ruud, in de stad een collega tegen te komen in de functie van (reserve)politieagent, terwijl je wist dat die zich op de fabriek had ziek gemeld. Wat er al niet gedaan werd om aan de nodige pecunia te komen!
Wim de Beer, die zijn vader Thomas opvolgde als fabrieksdirecteur, hoefde om rond te komen geen gekke toeren uit te halen. Wim ging wel drie keer per jaar op vakantie om zich vervolgens, gebruind en wel, uitgebreid in de fabriek te laten bewonderen door zijn werknemers met wie hij dan heus een praatje maakte. Dat was ook de enige keer dat hij zich op de werkvloer liet zien.
Ruud Adam heeft tot 1979 bij Thomas de Beer gewerkt. Hij voelde de teloorgang van ook dit bedrijf aankomen en solliciteerde bijtijds naar een baan bij de gemeente. In de laatste jaren van de textielgigant heeft Ruud meegeholpen bij de demontage van de salfakkenmachines. Hij heeft gezien hoe de onderdelen op vrachtwagens werden geladen en hij heeft ze het fabrieksterrein zien verlaten op weg naar een andere, verre bestemming. Je zou kunnen zeggen: Ruud was erbij toen het licht werd uitgedaan.
De gebouwen van de N.V. Wollenstoffenfabriek Thomas de Beer zijn in 1981/82 gesloopt.
Op de foto; Ruud Adam met het personeelsblad van Thomas de Beer, waarin o.a. nieuws over de Beers' eigen voetbal-, ontspannings-, jeugd- en reisvereniging.
Dit verhaal werd opgenomen tijdens een reünie van oud-textielarbeiders in de Openbare Bibliotheek Tilburg. Deze reünie werd georganiseerd door de Tilburger Frans Kense, die het boek ‘Tilburg Wolstad’ uitbracht in februari 2007.
Tekst: Piet van Eijkeren
Met dank aan Ruud Adam