Mag ik even “bellen”, de jaren zestig.

  • Datering van de gebeurtenis: The Sixties

In deze bijdrage de telefonische bereikbaarheid in de zestiger jaren. Niet iedereen had de beschikking over een telefoon thuis. In 1962 waren er ruim 1,2 miljoen aansluitingen. Iedere aansluiting had gemiddeld 1,5 telefoontoestel. (Totaal inwoners Nederland lag rond de twaalf miljoen) In Tilburg zijn in dat jaar ruim 140.000 inwoners geregistreerd. Het kengetal is "04250" en wordt gevolgd door een vijfcijferig abonneenummer.

 

 

Onze eerste vaste telefoon thuis is eind jaren zestig aangesloten, in onze straat waren we zeker niet de laatsten. Voor het "pre-aansluiting tijdperk" hadden wij diverse mogelijkheden om "op te bellen".

Als we de doktor nodig hadden gingen wij naar de overburen, hier woonde de broer van de dokter en zij vonden het geen enkel probleem deze te waarschuwen als het nodig was. Als je dan af wilde rekenen werd dit weggewuifd. Het was nog de tijd dat de "dokter" praktisch altijd bereikbaar was (met als uitzondering de periode dat hij vervangen werd tijdens zijn vakantie). Zijn familie was op de hoogte van zijn vakantie en belde meteen zijn vervanger.

Tijdens de winkelopeningstijden, die waren flexibel, konden we terecht bij de groentewinkel op de hoek. Hier mochten wij de telefoon gebruiken, wij waren hier niet de enige die de telefoon gebruikte. De eigenaar bewaakte zijn kosten en had een in te stellen teller naast de telefoon om de "tikken" bij te houden. Na het gesprek werd dan n.a.v. het aantal "tikken" bepaald hoeveel je af "mocht" rekenen. De telefoon hing bij de toonbank, dus iedereen kon je gesprek volgen. Vooral op zaterdag was dit vervelend, de winkel was vooral dan vol. Nu kwamen deze telefoongesprekken niet veel voor, want de meeste familieleden en vrienden hadden geen telefoonaansluiting, dus voor die enkele keer hadden wij thuis geen telefoon nodig.

Op de andere momenten gebruikte wij de telefoon van de buren, zij konden die missen. Ze moesten vierentwintig uur bereikbaar zijn. Zij vervoerden lijken, in eerste instantie met lijkkoetsen tot begin zestiger jaren en later met lijkauto's. Als er iemand van het "Rooms Leven" gestorven was, moesten zij de overleden man of vrouw ophalen en naar het "lijkhuis" brengen. Deze telefoon was aangesloten op een buitenbel. Zo hoorden wij 's nachts wanneer ze er weer op uit moesten. Soms namen zij de overledene man of vrouw tijdelijk mee naar huis. Bij de begrafenis werd de kist weer opgehaald om via de kerk naar de begraafplaats of (later in de tijd) naar het crematorium gebracht te worden. Bij onze buren moesten wij voor het gesprek binnen de stad een vast bedrag afrekenen, een kwartje. Buiten de stad hielden zijn (ongeveer) de tijd bij.

Als bovenstaande opties alle drie niet mogelijk waren of je er bewust geen gebruik van wilde maken (bijvoorbeeld als je een afspraak met een buurmeisje wilde regelen). Restte de openbare telefooncellen, die overal in de stad stonden. Als je geluk had werkte ze en als je het nummer nog op moest zoeken waren in de meeste gevallen de telefoonboeken (nog) aanwezig. In de jaren zestig kwam het nog niet in ons op om zo'n cel te slopen. De generaties na ons hadden daar soms minder problemen mee. Deze telefooncellen werden door ons eveneens bezocht als we niet hoefde te telefoneren. Wij keken dan of er toevallig geen muntjes in het bakje waren achtergebleven. Niet verbruikt geld viel retour in een bakje, nadat de hoorn was opgehangen.

Alle telefoons in deze tijd handen nog draaischijven, de kans dat je de vinger in een verkeerd gaatje stopte was groot. Hele generaties excuseren zich nu nog, "ik heb verkeerd gedraaid, sorry". Voorgeprogrammeerde nummers waren nog een utopie in de zestig jaren. Naast veel hangtelefoons hing een lijstje met nummers en in de kroeg kon je naast de telefoon op het behang de nummers lezen die velen hadden overgeschreven uit het telefoonboek.

Nu zijn we overal en altijd bereikbaar, zelfs op ons vakantieadres. Als we onze telefoon uitzetten kan er zelfs nog een boodschap ingesproken worden. Deze ontwikkeling is niet meer te stoppen. Wellicht beschrijven onze (klein)kinderen t.z.t. op "het geheugen" hun ervaring met de mobiele telefoon, bijvoorbeeld: "je kon er "alleen" maar mee bellen, fotograferen, e-mailen, sms'en, etc." Wat zou er allemaal mogelijk zijn in de volgende "sixties" van de éénentwintigste eeuw. Of wordt dan standaard bij de mens een chip ingebouwd ?

Rien van der Heijden

Afbeeldingen:
1: Telefoon aan de wand anno zestiger jaren (Archief auteur)
2: Telefooncel (worden anno 2007 schaars) (Collectie Beeldonline van het Regionaal Archief Tilburg)

© Advisotheek Holding BV ®

Media