- Datering van de gebeurtenis: 19-2-1941
(Auteur: Kees Koster)
Kee was altijd ongehuwd gebleven. Ze woonde samen met haar zuster Drika die 25 jaar weduwe was in een klein wevershuisje, Boomstraat 23, recht tegenover het kruidenierswinkeltje van Omen op nummer 40.Twee hoogbejaarde vrouwkes met enigszins gekromde rug maar helder van verstand..Het was oorlog en Tilburg was door de Duitsers bezet.
Vanaf acht uur ’s avonds was het spertijd en dan mocht niemand zich meer op straat begeven, maar Drika de zus van Kee nam dat niet zo nauw. Ze zei ‘Zo’n aauw vel als ik kunnen ze toch niks mee’. En zo zat Drika elke avond te kaarten tot laat in de nacht met soortgelijk geslacht en leeftijd. In 1941 was Kee was al enige tijd ziek, en ze lag in een ijzeren ledikantje in de hoek van het kleine huiskamertje. Drika sliep in de bedstee in hetzelfde vertrek. De petroleumlamp werd lager getrokken om wat meer licht te hebben. Op woensdagavond 19 februari zat het viertal weer te klaverjassen met Kee in de hoek en het liep tegen twaalf uur.
Midden onder het kaartspel gaf Kee ineens de geest. Ze kwam nog eenmaal overeind, riep nog twee keer ‘Drik, Drik’, viel achterover terug in haar kussens en gaf de geest. Drika, haar zuster, sprak onbewogen tegen de koart speulders ‘laten we de kaarten even neerleggen drie onze Vaders en drie Weesgegroeten bidden voor haar zielenrust, en dan zullen we het spelleke eerst even afmaken.’ Daarna zei Drika ‘Als jullie nou je mond houden, en we zeggen dat ze na twaalf uur gestorven is dan mag ze ’n dag langer boven de aarde blijven staan.’ En zo gezegd, zo gedaan. De drie koartspeulders op hun zwarte pantoffels maakten zich gereed om naar huis te gaan en sloegen hun grote gehaakte zwarte doeken met lange franje om hun schouders om te vertrekken.
‘Ho-Ho, wacht es efkes’ zei Drika ‘Ik vind het niet zo prettig om hier in de bedstee te slapen met mijn dode zuster naast m’n bed. We zijn toch met z’n vieren. Als we ze nu eens oppakken met bed en al dan zetten we ze voor in de goei kamer. Tafel en stoelen werden opzij gezet en daar ging het, twee voor en twee achter. Maar men had er niet op gerekend dat het deurtje naar de voorkamer net iets te smal was, zodat dooie Kee met bed en al klem kwam te zitten tussen de deurstijlen. Men kos niet meer ’hers of gins’(heen of terug). Goeie raad was duur want er was geen beweging meer in te krijgen.
‘Ik zal de buurman es efkes gaan roepen’ zei Drika, en begon bij van Laarhoven, een stukadoor die er naast woonde op de deur te bonzen want een huisbel hadden ze niet, dat was een overbodige luxe in die tijd. Hij vroeg, in zijn lange witte Jaeger onderbroek wat er aan de hand was en hij zou wel even meegaan. Hij zette zijn brede schouders eronder en er kwam beweging in en na wat ‘vreuken’(sjorren) kwam Kee in de goei kamer te staan met een brandende kaars er naast. Dat had ze wel verdiend, want ze was niet voor niets heel d’r leven zelatrice (ijveraarster) van de H. Kindsheid geweest. Ze is begraven op het kerkhof aan de Bredaseweg.
Een waar gebeurd verhaal, want ik was er zelf getuige van als ‘onderduiker in oorlogstijd’.
Auteur: Kees Koster