- Datering van de gebeurtenis: juli 2011
Tegenwoordig kun je (bijna ) overal Schrobbelèèr kopen, Het is een kruidenbitter dat kennelijk ooit eens in Tilburg is uitgevonden en een beetje smaakt naar de oer versie van “Jagermeister”, alhoewel het er bij lange na niet bij haalt.
Onlangs vierde ik mijn 72e verjaardag en kreeg ik van mijn zwager, vroeger bij de Marine werkend, en dus woonachtig in Den Helder een kruikje “Buskruid” (ter ere van de 200 jarige bevrijding van de Napoleon overheersing van Den Helder) cadeau, dat deed denken aan het bewuste Schrobbelèèrke.
Een uurtje later arriveerde een broer van mijn vrouw uit Rotterdam eveneens op het feestje en bood mij een fles “Rotterdams kruidenbitter” aan.
En “verdorie nog an toe”, zoals mijn medeschrijver Anton van de Wiel op het Geheugen placht te zeggen, het smaakt óók naar Schrobbelèèr.
Waarop de tongen, mede onder invloed van het genoten bittertje, loskwamen;
“Ze gooien overal hetzelfde spul in die kruiken en dan plekken ze d’r een etiket van die stad op”
Zou dat zo zijn? vroeg ik mij af.
Maar weinig mensen weten waar dat woord Schrobbelèèr eigenlijk vandaan komt. Het is een ander woord voor Grofspinner, een woord overigens, dat de woordenlijst van mijn tekstverwerker in eerste instantie niet herkent.
Maar het drankje had evengoed naar een andere functie kunnen heten zoals Aondraoier, Wèèver, Draoimaoker, Plesser, om maar wat te noemen en zelfs nog beter: Duvelèèr, de man die zich in het de hele dag in het zweet stond te werken in het Duvelhok, om de geschoren schaapswol te reinigen en van de ergste vervuiling zoals stront en graspollen te ontdoen en daarna er smoutolie doorheen moest mengen voor het verdere productieproces.
Mij had Duvelèèr wel wat geleken, zeker als ze net, zoals in de Friese Berenburger, er wat kalmoes bij hadden gegooid.
Maar goed, het werd Schrobbelèèr
Mijn vader Willem, ik schreef al eens over hem, was schrobbelèèr- eerst bij Lowieke van de Bergh aan de Lancierstraat (afb.3) - en later toen de spinnerij was overgenomen door Jurgens in de Tuinstraat (afb.4).
Ik zal het uitleggen.
Nadat de duvelèèr de wol gereed had gemaakt voor verdere productie belandde die bij onze Pa achter het “sottement” (assortiment) (afb.1) in een grote bak van waaruit de wol op de machine werd gegooid die er grote plakken van maakte.
Die werden ver volgens gesneden in dikke repen die tussen twee leren matten tot groffe draden werden gesponnen.
Dat ging allemaal op een machine van een meter of twaalf die continue draaide.Hij had het dus ook vaak over d’n “Continue”
Nadat die repen dus grof gesponnen waren , kwamen ze op klossen terecht die naar de draoimaokers werden vervoerd, die er uiteindelijk op hun Selfacs (self actors) (afb.2) een dunnere vaste draad van maakten.
Echte draadmakers en grofspinners van vroeger zullen het beter kunnen uitleggen dan ik, maar ik wou alleen maar uitleggen wat de naam Schrobelèèr betekent.
En voor het geval dat u aan dat drankje zit te nippen zou ik zeggen: denk nog eens aan Onze Pa,
maar in ieder geval: PROOST!
Henk van Mierlo.
Nuenen
Foto’s BeeldonLine van het Regionaal Archief Tilburg