- Datering van de gebeurtenis: 1821-1831
De kans is maar klein dat Peerke Donders volgende jaar heilig wordt verklaard. Het zou wel een bijzonder cachet geven aan het jaar 2009!
Het is boeiend om te zien hoeveel verschillende en uiteenlopende beschrijvingen er bestaan over de jeugd van Peerke op de Heikant. Beschrijvingen die ieder voor zich, plausibel en zeker lijken.
Zelf zegt hij over zijn jeugd niets meer en niets minder dan:
‘Mijn ambacht was eerst spinnen, daarna leerde ik het laken weven hetgeen
ik uitoefende tot de dag waarop ik naar het Klein Seminarie ging’ Dat was op tweeëntwintig jarige leeftijd.
Hij verteld dus niet in welke jaar hij van school af kwam of hoelang hij thuis bleef om te weven, afwisselend met zijn vader, en of hij ook bij derden heeft gewerkt. Bij wie en wanneer? Daar is wel veel over geschreven, maar wat is juist?
De lagere school.
Pastoor Zwijsen van ’t Heike bepaalde, in de dertiger jaren van de negentiende eeuw, dat kinderen pas na hun eerste communie bij een werkgever mochten gaan werken. Dus rond hun twaalfde jaar. Hierin is Tilburg bijzonder en zeer voortvarend geweest.
Vóór die tijd was het heel gebruikelijk dat kinderen al op hun achtste op de fabriek gingen werken. In Leiden hield men zelfs spinwedstrijden voor kinderen van zes tot twaalf jaar.
Bij Peerke wordt algemeen gesteld dat hij tot zijn twaalfde op school zat en vervolgens tien jaar heeft gewerkt. Een enkeling stelt dat hij twaalf jaar heeft gewerkt, dus dat hij tot zijn tiende op school zat.(1) Dat hij maar tot zijn achtste op school heeft gezeten zou ook best kunnen, gezien de armoedige omstandigheden thuis waardoor extra inkomen hard nodig was!
Anderzijds is het mogelijk dat Peerke wel tot zijn twaalfde op school zat gezien zijn jeugdige ambitie om door te leren. Ook gezien zijn zwakke gezondheid.
Spinnen en weven
Van jongs af aan moesten kinderen uit arbeidersgezinnen toen meehelpen om thuis wat bij te verdienen. Handmatig spinnen was iets wat iedereen al jong leerde. Er was genoeg te spinnen want gemiddeld waren er voor iedere wever vier spinners nodig om voor voldoende garen te zorgen. Peerke met zijn zwakke gestel zal zeker thuis veel hebben moeten spinnen terwijl zijn vader in huis het zwaardere werk van het weven verzorgde.
Het weven leverde meer inkomen op dan het spinnen, dus zodra hij daartoe in staat was, is Peerke gaan weven. Hierover staan meerdere alternatieven beschreven.
a. ‘In het geboortehuis staat een weefgetouw. Peerke heeft er nooit op gewerkt, maar hij stond wel achter eenzelfde type de kost mee te verdienen.
Dit weefgetouw is geweest van Johannes Franciscus Robben. Hij was een thuiswever wiens weverswoninkje stond op de hoek van de Rugdijk en de
Pater Donderstraat’ (2)
b. Een aangetrouwde nicht, Marie Mathijsen, die drie jaar bij de familie Donders inwoonde, getuigde:’ Wanneer men overdag de werkkamer binnenkwam, was hij onder de arbeid aan het weefgetouw voortdurend
aan het bidden’(3)
c. In de weverij van Janssens-Van Buren aan de Gasthuisstraat heeft tot
ca. 1970 een borstbeeld van Peerke Donders gestaan, met als opschrift in gouden letters ‘Petrus Donders, alhier gewerkt van 1821-1831’
Over deze laatste mogelijkheid het volgende. Dat Peerke Donders voor de latere firma Janssens-Van Buren heeft gewerkt, mogelijk als thuiswerker, is algemeen geaccepteerd. Dat zou dan geweest zijn bij de toenmalige Jan Laurens Janssens, voluit Joannes Laurentius Janssens (1779-1860).
Deze Jan L.Janssens, fabriquer, had een fabriekshuis aan de noordkant van het Hasseltplein, met uitzicht op de Hasseltse kapel.
Bij Janssens-van Buren is het altijd een gegeven geweest dat Peerke vanaf 1821, dus op zijn twaalfde, niet als thuiswerker, maar in het fabriekshuis op het Hasseltplein als wever is komen werken. De toen 52-jarige directeur Jan L. Janssens, zou rond die tijd de bekende opmerking hebben gemaakt ‘Het is een sukkelaar, maar men moet het hem vergeven, hij heeft het te druk met Onze Lieve Heer’.
Ook vermeld het familie-archief dat de kleine jongens die hem hielpen, ’s morgens bij hem de catechismusles moesten opzeggen, die hij dan uitlegde.
Was er een (verre) familierelatie tussen fabrikant Janssens en het gezin Donders? De pleegmoeder van Peerke was Johanna Maria van de Pas (1773-1851) en de vrouw van fabrikant Jan Janssen was Joanna Maria van de Pas (1780-1836). Wel intrigerend.
Ervan uitgaande dat Peerke tot 1831 wever was in het fabriekshuis van Jan Janssens moest hij zodoende tien jaar lang, dag-in-dag-uit en door-weer-en-wind de 2,5 kilometer, ruim een half uur, op en neer lopen van thuis
naar het Hasseltplein. Zes dagen per week naar zijn werk met een bezoek aan de Hasseltse kapel, die hij ook nog vaak op zondag bezocht.
Zou het witte (gipsen?) borstbeeld van Peerke dat in de weverij stond, met in gouden letters het opschrift ‘Petrus Donders, alhier gewerkt van 1821-1831’
nog ergens bestaan?
Met dank aan Duc en Edwin Janssens
Foto 1 & 2: Bidprentje van de heer J.L. Jansen, tien jaar werkgever van Peerke.
Foto 3: De latere fabriek van Janssens-van Buren aan de Gasthuisstraat (RAT 60383)
Voetnoot:
1 Gerard van Leyborgh. NTC 3-11-1934 en 15-11-1934
2 P. Spapens. ‘Peerke Donders, een Tilburger van deze tijd’, Tilburg, 2003
3 J.L.F. Dankelman. ‘Peerke Donders; schering en inslag van zijn leven’, Hilversum, 1982, p. 18