Sint Thomas en Don Sarto

Sint Thomas en Don Sarto

 

Jan-Willem van den Braak

 

De auteur werd in 1952 geboren in Tilburg en bracht daar zijn jeugd door. Hij was van 1977-2013 werkzaam voor de ondernemersorganisatie VNO-NCW. Hij woont thans in Den Haag.

In 2017 publiceerde hij twee artikelen in ons tijdschrift, over zijn vader en de oorlog in Tilburg resp.  de moord in de Noordhoekse kerk.

Hij schreef ook de  biografie van een Nederlandse oorlogsspion in Engeland onder de titel ‘Spion tegen Churchill’ (WalburgPers 2017).

 

 

Op blinde muren aan de overkant

In dunne doelen kalk of krijt

Real Madrid, Santos, Stade Reims

We waren de besten van die tijd.

Elke dag waren we een ander

Pelé, Masopust, Kopa, Eusebio

Want er waren er zoveel

Altafini, Suarez, Amancio.

 

Slechts een van ons was consequent

Lange Max van de Melis Stokelaan

Hij nam in al die fijne jaren

Steeds dezelfde gedaante aan.

 

Terwijl wij nog aan het poten waren

Liep Yashin in de kleuren van de rouw

Naar het doel met de minste tegenzon

Hij zag wel wie hem kiezen zou.

Chris Willemsen (in: ‘Dood op de schoen; voetbalgedichten’; 1997)

 

Wij woonde met ons gezin sinds 1957 in de Karel Doormanlaan, een straat met zes gloednieuwe woonblokken voor de middenklasse. De eerste maandag van september 1958 bracht mijn moeder mij als net 6-jarige naar de eerste klas van de Sint Thomasschool aan de Ringbaan West. Ik werd rücksichtslos de wereld ingezet, onontkoombaar. Mijn moeder liep met me mee de speelplaats achter de school op, stelde me voor aan Broeder Amesius, de onderwijzer van de eerste klas, een kusje en dat was het dan. In die tijd was het meteen ook de laatste keer dat je moeder ooit nog op school verscheen. Het kind wiens moeder dat later nog eens zou doen, zou geen leven meer hebben. Dan werd je gezien als een moederskindje, de ergst denkbare afgang was dat.

Maar gelukkig bleek Broeder Amesius, een nog jonge man die door zijn vrijwel kale hoofd toch al wat ouder leek, heel vriendelijk. Hij had veel aandacht voor alle kinderen.

 

De school was in 1924 opgericht door W.J. de Klijn, die door  de bisschop van ’s-Hertogenbosch was  aangesteld als bouwpastoor voor een nieuw te stichten parochie aan de Ringbaan West. Zijn taak was om niet alleen een kerk en pastorie maar ook een meisjes- en jongensschool te laten bouwen. Dat heette een ‘Roomse nederzetting’, een parochiecomplex met de kerk als middelpunt. Zo ontstond twee jaar later de Heilige Margarita Mariakerk met daarnaast de Sint Thomasschool en een klooster. Omdat het overleg met de Fraters van Tilburg niet voorspoedig verliep, oriënteerde De Klijn zich bij de Broeders van Liefde uit Gent. Ze kwamen snel rond en zo werd deze orde de bewoner van het nieuwe klooster.

De school lag precies op de scheidslijn van een welvarende buurt ten westen van de Ringbaan West (het Villapark geheten) en een arbeidersbuurt ten oosten daarvan. De meeste kinderen kwamen uit de arbeidersbuurt achter de school maar ik herinner me ook het zoontje van de wollenstoffenfabrikant Puijenbroek, die elke dag door de chauffeur vanuit Goirle naar school gebracht, buitenaards was dat.

Aan de Poirtersstraat achter onze school lagen als onderdelen van de nederzetting ook nog een kleuterschool, een meisjesschool en een klooster voor de zusters. De speelplaats achter de meisjesschool grensde aan die van onze school. Vaak hoorden we de hoge meisjesstemmen opklinken achter de hoge stenen muur maar enige interesse voor hen hadden we niet.

Naast de kleuterschool lag nog een groot gebouw, waarin sinds 1955 een buurtbioscoop was gevestigd, eerst nog als bioscoop ‘Westend’ maar al gauw met de fraaie naam Rex. Maar het fraaist was de vitrinekast vol dames met afgeplakte borsten, waar we als jongens wel eens quasi-geïnteresseerd naar stonden te kijken. Het bevorderde wel het periodieke groepsgewijs luidkeels aanheffen van ‘Brigitte Bardot, Bardot, die heeft ze niet zó maar zó’ aan te heffen,waarbij met handbewegingen werd duidelijk gemaakt hoe groot ‘ze’ van de beroemde filmster waren.

 

Vanaf de derde klas was er iedere woensdagmiddag het door Broeder Amesius georganiseerd schoolvoetbal op de velden van de amateurclub Sarto aan de Gilzerbaan, midden in de bossen. Een katholieke club, in de jaren twintig opgericht door de Broeders van Gent. Broeder Amesius ging zelfs zo ver dat hij woensdagavond nog het blaadje ‘De Donderdag’ stencilde, waarin verslag werd gedaan van de voetbalwedstrijden van de dag tevoren. De donderdagochtend sprongen we op het schoolplein rond hem heen om zo snel mogelijk een exemplaar te bemachtigen. Eens mocht ik eens zelf een verslagje schrijven van mijn wedstrijd, waarin ik twee keer gescoord had. Ik weet nu nog hoe ronkend mijn verhaaltje was; ik gebruikte zelfs, waarschijnlijk verkeerd gespeld, het woord goalgetter dat ik ergens had opgepikt.

Op aandringen van Broeder Amesius, die ik helaas na de eerste klas niet meer als onderwijzer had,  werd ik ook lid van Sarto. Je begreep wel dat die voetbalclub de enige was waarvan je als leerling van de Thomasschool met goed fatsoen lid kon worden. Maar hoe dat precies zat, vroeg je je verder niet af.

Je kleedde je al thuis om in je blauw-gele voetbaltenue; een trainingspak had je niet, als het koud was trok je je jas aan over je voetbalkleren. Meestal fietsten we met  een aantal jongens naar het voetbalveld aan de Gilzerbaan. Op de hoek van de Ringbaan Zuid en de Gilzerbaan bevond zich een kerkhof, waar nooit iemand te zien was. Op een geven moment begreep ik dat het een protestants kerkhof was, dat maakte het duidelijk, het leek me ook een beetje zielig om protestants te zijn, zo eenzaam.

Na een kilometer of twee fietsen over de stille Gilzerbaan aan bij de ingang van het sportcomplex ‘Westend’, zoals vermeld was op de ingangspoort. Daarachter tussen de velden links en rechts een breed pad, omzoomd door hoge bomen met  aan het einde een gravelveld voor de trainingen en een houten barak. Daar liet je je voetbaltas achter en kon je in de rust van de wedstrijd en na afloop  je gezicht afspoelen en wat water drinken uit de kranen boven een lange wasbak; douchen was er niet bij, evenmin als een kantine met versnaperingen. Die laatste kwam er pas in 1965 in een oud boerderijtje bij het trainingsveld.

Meestal was ik linkshalf en soms linksbinnen, echt de plaatsen voor de langzame spelertjes. Er werd nog standaard in een 2-3-5-opstelling gespeeld, het stopperspilsysteem. Ik wist in mijn hart heel goed dat ik technisch aardig was maar ook niet meer dan dat. De snelsten waren midvoor of buitenspeler en de hardsten back of stopperspil, de plaatsen die er echt toe deden. Ons topvoetballertje was mijn klasgenoot Fransje Brouwers, uiteraard stond hij altijd midvoor. Hij had Adidas-schoenen met die prachtige gegolfde witte streep langs de zijkanten, terwijl ik niet eens Puma-schoenen had, die konden er ook nog goed mee door, maar het moest doen met een goedkoper volledig zwart paar van een onbekend merk..

Zo speelden we seizoen na seizoen.

Het heerlijkste moment was eigenlijk als je in je nog schone voetbaltenue het veld opliep, de geur van het gemaaide gras in je neus kwam en je rustig wat schoten op het doel van je eigen keeper kon uitproberen (hopelijk ook een tegen de witgeschilderde lat of een van de palen), terwijl op een ander veld al gespeeld werd en het fluitje van de scheidsrechter de lucht doorkliefde.

We gebruikten bij de spelregels doorgaans de Engelse termen: overtredingen noemden we een ‘free kick’ (zonder te weten hoe je dat schreef), een hoekschop een corner, een strafschop een ‘pinantie’ of hoogstens een ‘pe-nál-tie’. En onder de plat pratende kinderen heette buitenspel het van off side afgeleide ‘af-zuid’, maar dat ging me toch te ver.

Mijn vader kwam op zaterdagmiddag nogal eens kijken en bemoeide zich dan gelukkig niet met het spel maar slenterde gewoon wat rond, Golden Fictionsigaret tussen de vingers, terwijl de bomen rondom de velden zacht ruisten. De uitwedstrijden vond ik wel een  opgave wanneer je met je hele elftal kilometers ver moest fietsen, tot Oisterwijk aan toe. En dat in weer en wind, wegbrengen in auto's door ouders was er nog niet bij. En als je dan bij slecht weer thuiskwam, moest je allereerst je schoenen volproppen met oude kranten om het vocht eruit te trekken, een rotkarweitje.

En in het wekelijks trainen had ik ook niet altijd zin, dat sloeg ik dan maar over. Ze vonden plaats  aan het einde van de middag en ‘s winters moest je dan dus door de kou op de fiets heen en weer, op de terugweg  in het duister dat al tijdens de training langzaam was ingevallen. Dan gingen de lichtmasten aan en onze adem kringelde dan in wolkjes in het helle kunstlicht langzaam omhoog.

 

Maar hoe zat het nu met die relatie tussen mijn school en Sarto?

Leerlingen van de St. Thomasschool vormden al snel na het ontstaan van de school een voetbalclubje, uiteraard met de naam St. Thomas, dat op een voetbalveldje naast het klooster speelde. Maar op de school was er nog een ander groepje jongens onder leiding van Broeder Vivinus, bestaande uit zogeheten Eucharistische Kruistochters. De oprichter van deze organisatie van jonge geestelijke strijders voor het goede was de Italiaanse kardinaal Don Sarto (1835-1914), die in 1903  paus werd onder de naam Pius X.

In 1928 besloten de Kruistochters een echte voetbalclub op te richten, die als naam RKSV Sarto kreeg en achter het klooster op een veldje aan de Alberdingk Thijmstraat speelde. Volgens  de overlevering had indertijd een voetballertje van de Thomasschool deze naam voor de club gesuggereerd, omdat ‘onze Paus dè gèère heure zal’ (hoewel ‘onze Paus’ toen al een opvolger van Pius X was).

De broeders van de St. Thomasschool sloten zich in 1930 met het eigen schoolelftal bij Sarto aan. Vanaf 1936 speelden ze op twee velden aan de Delmerweg, in 1952/1953 op de velden van NOAD  resp. Broekhoven, waarna dan eindelijk een eigen, groot sportcomplex aan de Gilzerbaan tot stand kwam: Sportpark ‘Westend’. Een aantal supporters plantten een boompje langs de oprijlaan tegen betaling van een riks.

 

En daarom nam mijn lieve  Broeder Amesius dus ieder jaar weer de taak op zich om voldoende voetballertjes voor de club te werven.

Tijdens een wedstrijd werd ik door Fransje onder grote hilariteit plotseling vergeleken met Dino, de vriendelijke huisdinosaurus uit de beroemde tekenfilms van de The Flintstones. Sindsdien was mijn bijnaam 'Dino'. En dat ging zelfs door tot in de middelbare schooltijd. Maar aangezien de wereldberoemde Italiaanse doelman Dino Zoff heette, had ik er niet echt een probleem mee.  En dat zou nog minder het geval zijn geweest, als ik geweten had dat de oprichter van mijn club Sarto ook een Italiaan was.

 

En zo bleef ik bij Sarto voetballen tot het einde van mijn Tilburgse middelbare schooltijd. Mijn bijnaam overleefde die zelfs, bij een schoolreünie decennia later werd ik door sommigen nog aangesproken als Dino.

 

 

De Sint Thomasschool bestaat niet meer, er is nu accountantskantoor Van Boekel  in gevestigd, grappig genoeg de naam van mijn onderwijzer in de vierde klas. Eind jaren negentig ging ik er nog een laatste keer naar binnen. De broeders waren begin jaren zeventig vertrokken, de schoolnaam was vervangen door een laffe fantasienaam en ook het Mariabeeld op de speelplaats was verdwenen. Alleen een plaquette bij de ingang herinnerde eraan dat de school in 1924 als Sint Thomasschool was opgericht.

Ik liep wat rond door de gangen en ging mijn lokaal van de eerste klas binnen. Ik zag en hoorde  Broeder Amesius weer met een lange stok met haakje de bovenramen met veel lawaai dichtslaan. Er hing nog steeds een groot kruisbeeld aan de muur. Wel was het hoge plafond verlaagd en er hingen veel affiches aan de muur, alles was rommeliger.

Ik sprak met de oudste onderwijzer, die al dertig jaar op de school werkte. Hij herinnerde zich de broeders nog goed en vertelde dat die lieve Broeder Amesius uit mijn eerste klas in de jaren zeventig uit het klooster was getreden, zoals zovelen.Hoe naargeestig om later op internet te ontdekken dat hij een van de aangeklaagden was in het kader van de onderzoekingen van de Commissie-Deetman uit 2013 over misbruik in de Rooms-Katholieke kerk. De aanklacht had betrekking op het schooljaar 1965-1966, zeven jaar nadat ik bij hem in de eerste klas zat. Volgens het betreffende bericht werd hij na dat schooljaar overgeplaatst naar de missie in Afrika .

De Rexbioscoop werd in 1968 gesloten.

 

In die jaren reed ik ook een keer de Gilzerbaan op. De bebouwde kom van was flink opgerukt. Maar dan toch de stille weg naar Gilze, een kilometer of wat verder ging  ik aan de rechterzijde van de weg de poort van Sportpark ‘Westend’ onderdoor. Nog steeds de stilte van het bos rondom de groene velden. Aan weerszijden van het lange pad tussen de velden inmiddels hoog opgegroeide bomen.  Aan het einde van het pad waren vroeger wat houten barakken voor het omkleden en vanaf 1965 een kleine kantine voor wat versnaperingen. Nu was er al vlak achter de toegangspoort een gebouw van grijze bakstenen met de kleedkamers en kantine.

Ik sprak even met een oudere man, die  over de verlaten velden loopt, bezig met wat onderhoud. Hij had in de jaren zestig in het eerste gevoetbald. Sarto deed het nog steeds goed, zei hij. Tweede klasse of zoiets.

 

Literatuur:

Barry van Opheusden, De ringbaan; een rondleiding (2010)

www.rksvsarto.nl/clubhistorie