Toeristen de weg wijzen naar Tilburgse bezienswaardigheden, daarover werd al in 1959 actief nagedacht. Vlak na de start van het Textielmuseum aan de Gasthuisring, schreef directeur J. Brandenburg een brief aan Tilburgse directeuren met het verzoek om adequate bewegwijzering.
Hij noemde het 'handwijzers op strategische punten in de stad'. Het Textielmuseum dacht aan metalen pijlvormige borden die met twee beugels om een lantarenpaal bevestigd konden worden. Liefst met een open lijst om er een licht metalen of plastic plaat in te kunnen schuiven. Aan weerskanten moest er met 'lichtafstralende' verf op donker-grijsblauw fond een embleem en de tekst Textiel-Museum komen. Eronder moest nog een leeg raampje hangen om bij tentoonstellingen deze te kunnen vermelden met de begin- en de einddatum. Brandenburg dacht dat het afdoende was wanneer er 20 à 25 van die wegwijzers de stad 'bestreken'.
De museumdirecteur richtte zijn brief aan Publieke Werken, het VVV Tilburg, Brabants Edelambacht, Kunstkring Tilburg, Natuurhistorisch Museum, Tilburgs Dierenpark en Sportpark Tilburg. Iedere deelnemende instelling kon zo zijn eigen bordjes laten maken met een eigen kleur. De palen zelf zouden er levendig uitzien en het verkeer hoefde maar eenmaal de tekst te lezen en zich voorts te laten leiden door de kleur.
De directeur van het Textielmuseum had nagedacht over alle punten waar de borden geplaatst konden worden: het Stationsplein, bij de overwegen Gasthuisstraat zuid en Koestraat zuid, de kruispunten Nieuwlandstraat / Zomerstraat, Heuvelstraat / Willem II straat en Heuvel / Julianastraat. Meer noordelijk het Rosmolenplein, en Wilhelminapark en op de ringbanen bij Bredaseweg, Goirkestraat, Hasseltstraat en Tongerlose Hoefstraat.
Het was slechts een suggestie van de textielmuseumdirecteur. Hij hoopte dat er spoedig een concretisering van het plan zou komen. Of het plan als zodanig is uitgevoerd zouden foto's van palen met handwijzers in de jaren zestig moeten uitwijzen.
Bron: Regionaal Archief Tilburg, Toegang 554 / 37. Correspondentie van J. Brandenburg aan directeuren Tilburg, 16 april 1959.