Ons veldje

Onvoorstelbaar heden ten dage!

Maar het was er echt in 1950 en daarvoor!

Een braakliggend terrein aan de Telefoonstraat, hoek Korte Tuinstraat. Zand, kuilen, wat puin en rotzooi, zelfs een zwart autowrak onder de enige boom die er stond, de notenboom van Bakker Maas. Een Peugeot 103 stond daar jarenlang weg te rotten. Meneer de Wijs had hem daar gewoon gedumpt. Vreemd genoeg joeg hij ons er altijd uit als we er in speelden. Geen enkele overheid die er naar omkeek. Ook de notenboom op de erfgrens was uitstekend klimbaar en spannend dus. Maar ook Bakker Maas hoefde zich maar te laten zien en weg waren we.

 Op ons veldje werd gevoetbald en gefietst en op geschikte stukjes “landveroveren” gespeeld. Een vlak van pakweg een vierkante meter met vier lijnen in het zand gekerfd en in tweeën verdeeld. Met een soort zakmesje werd er dan in het vlak van de tegenstander gegooid. Het mes bleef staan en de lijn werd getrokken zoals het mes stond. Hup, stuk land erbij. Totdat het mes niet bleef staan en de tegenstander mocht gaan “veroveren”. Stuk na stuk verloor of won je zo je land totdat er een klein stukje resteerde waarin dan 7 keer een rechtopstaand mes moest worden gegooid teneinde de finale executie uit te voeren. Gewonnen! Tegenstander weggevaagd.

Ik denk dat we daarna wel weer een potje gingen knikkeren of zo. Op zand ging dat uitstekend. Nooit rechttoe, rechtaan. Spannende partijtjes meestal waarmee heel wat proemen werden gewonnen of verspeeld. We hadden allemaal een zak vol.

Een braakliggend terrein achter Hoyng Jungerhans en de kaaswinkel van Mudde die in het linker gedeelte van dat pand was gevestigd.

 Van wie dat terrein was? Geen idee. Niemand deed er wat mee, er waren gedurende vele jaren geen plannen mee. Als ik moet gokken denk ik dat het van de gemeente was.

Dat dit terrein het Jodenpleintje genoemd werd is me veel later ter ore gekomen. Het schijnt voor de oorlog bewoond te zijn door Joodse families die gevoelsmatig en hopelijk tijdig, voor het uitbreken van de oorlog naar elders vertrokken.

Totdat er ineens werd gebouwd. Eén laag. Dat wel. Met parkeergelegenheid voor een auto of vier. Jan Oostelbos vestigde zich daar met een groothandel in tabaksartikelen.

Weg speelterrein, weg unieke ontmoetingsplek, weg gratis parkeergelegenheid voor de ondernemers uit de buurt. Als ik er aan terugdenk realiseer ik me dat we sindsdien elkaar nog nauwelijks tegenkwamen als spelende kinderen. Onze “hangplek” is nooit gecompenseerd. Zo ging dat gewoon. De jongere kinderen na ons wisten al niet beter meer dat spelen voortaan op straat moest.

 Ik herinner me in dit verband nog dat ik werd “aangehouden” in de Wolstraat (tegenwoordig Telexstraat) Als 12 jarige, misschien was ik al 13, trapte ik een balletje met een vriend van stoep naar stoep. Oom wijkagent, met de dienstfiets aan de hand, sommeerde ons om direct daarmee te stoppen. Ik heb hem iets te brutaal geantwoord weet ik nog. Hij pakte me bij de bovenarm en voerde mij te voet naar het Hoofdbureau van Politie aan de Noordhoekring, alwaar ik werd opgesloten in een echte cel. Mijn vader kwam mij uren later uit die cel bevrijden nadat hij mij, in het bijzijn van die oom agent, vermanend had toegesproken. Dat waren nog eens tijden……

Nee, de wereld was totaal veranderd met het verdwijnen van ons veldje. Ik ervaar het nu als een cruciale verandering in de binnenstad. Van een ongekende orde.

Ruud Baars