Wim de Kok: ‘Het maakt niet uit waar ik woon. Ik blijf Tilburger’

Fotonummer 030574

De maquette die momenteel gebouwd wordt in De Bibliotheek Tilburg Centrum nodigt uit tot het vertellen van verhalen over de jaren 1950.

Wim de Kok werd in 1954 geboren in Tilburg op Rozenstraat 2. Op de vraag onder wat voor omstandigheden, antwoordt Wim dat ze er met maar liefst negen mensen woonden: oma van vaders kant, pa en ma, de zus en Wim, een zus van vader met haar man, hun twee kinderen en nog een broer van pa. Moest dat allemaal in dat huis? Jazeker, hoewel het helemaal niet groot was. Zo woonde één gezin boven, en het andere beneden. Het was, volgens Wim, vanwege de woningnood na de Tweede Wereldoorlog. De penibele woonsituatie duurde tot en met 1957 of 1958, toen een van de twee gezinnen met oma verhuisde naar het Rooseveldtplein en de ongetrouwde broer naar een bovenwoning ging. Wim de Kok, zijn zus en pa en ma bleven achter in de Rozenstraat in Tilburg-Oost.

Vader De Kok was kleermaker bij Van de Wouw Uniformkleermakerij in de Koestraat. Pa werkte er zes dagen, zoals toen gebruikelijk was. Aangezien het loon van een kleermaker niet geweldig was, werkte vader ook nog in de avonduren thuis, waar hij een eigen kamertje boven had. Er kwamen ook klanten die tot de gegoede bevolking behoorden. Vader De Kok stond immers bekend als een goede kleermaker. Wim ging vader wel eens ophalen in de Koestraat. Dan zaten de mannen in kleermakerszit bovenop de tafel. ‘Vernauwing in de bloedvaten,’ zo stelt Wim. ‘Vanaf ongeveer 1968, toen werd hij afgekeurd. Het was helemaal niks meer.’

De kinderen De Kok kregen een katholieke opvoeding. De H. Communie en het H. Vormsel, Wim heeft het allemaal gehad. Hij ging naar de kleuterschool van de nonnen in de Lovensestraat. De lagere school doorliep hij op de St. Franciscus van Sales. De lagere jongensschool was weliswaar een lekenschool, maar de hele parochie was gericht op het geloof. Zo waren de scouting en de sportclubs verbonden met de kerk. Van daaruit was er ook een patronaat, waar onder in de kelders jongerenbijeenkomsten waren. Toen de missen in de kerk teveel verstoord werd door de luidruchtige jongeren, verhuisden ze naar boven in het patronaat. Ze draaiden er muziek, speelden tafeltennis, of gingen dammen en kaarten. De vrijdagavonden, de zaterdagmiddagen en op zondag na de kerk: ‘Het was er altijd druk; er was meer publiek dan bij de St. Tropez,’ zo vertelt Wim. Op een gegeven moment bleken de jongelui toch te luidruchtig. Er kwam een politie-inval en de zaal werd afgekeurd. ‘We waren echter geen nozems. Daar waren we te netjes voor,’ zo zegt De Kok lachend.

Er waren veel winkels in de buurt van de Rozenstraat. ‘Tegenover ons zat een bedrijf dat deed in gas. Het heette Calpam. Dan waren er twee bakkers in de Lovensestraat, een melkboer die (nog) niet aan de deur kwam, Van Helvert en een slager. Op iedere hoek van het Rozenplein zaten de winkels van Toon Oomen en Baarslag. Verderop zaten Slagerij Roksnoer, Bakker Van Dijk, Kruidenier Hanegraaf, Bakker Van Berkel, Melkboer Van Helvoirt. Dan had je nog de groentenboer Desmarres in de Atjehstraat, of was het de Borneostraat? ‘Ja, zo zag het dagelijks leven eruit eind jaren 1950, begin 1960. Als er in de krant stond waar het een dubbeltje goedkoper was, werd je er met de fiets op uit gestuurd. Of te voet!’

Wim kijkt naar de maquette. Een feest van herkenning? ‘De textiel, hè? Alles was textiel.’ En daar de gasfabriek! Ik herinner me de ijsbaan en de speelplaats die werd ondergespoten. Wanneer werd daar de speeltuin opgericht? Was het na de oorlog? Wim weet het niet. Wel dat ze gingen zwemmen in Ringbaan Oost waar ze een abonnement hadden. ‘Dag  in, dag uit. Zelfs ‘s morgens en tussen de middag en na school. ‘Jongens en meisjes apart, maar tussen zes en zeven ging het hek open. Dan was het gemengd zwemmen. Voor de fabrieksarbeiders was het de gelegenheid om met het gezin te komen zwemmen. De kolenboeren die zwart waren, moesten eerst het badhuis in!’

Terug naar de thuissituatie in de Rozenstraat: Wim herinnert zich de kachel in de keuken en een kachel in de huiskamer die alleen aan ging met de zon- en feestdagen. Het dagelijkse leven speelde zich af in de keuken. Het gezin De Kok at tussen de middag brood, en pa nam zijn eigen brood mee naar de kleermakerij. Het warm eten was vooral soep en een aardappel en pap na, en allemaal in hetzelfde bord. De geijkte wasteil op zaterdag, waarin de oudste als eerste mocht. Wim de jongste had altijd lauw water. Soms gingen het gezin kleren kopen in de ‘stad’, de Heuvelstraat. ‘Ik mocht wel eens mee gaan winkelen, ja, dan mochte mee.’ Maar de meeste kleding werd door pa de kleermaker thuis gemaakt. ‘Als mijn zus een rokske had, wat niet meer paste, dan werd daar gewoon een korte broek voor mij van gemaakt. En als mijn vader iets voor een klant had gemaakt, en er bleef een stukje over, dan kreeg mijn zus daar weer een rokje van,’ zo vertelt Wim.  

Een tuin? Die hadden we niet. Wel een plaats van vier bij vier meter. Daar lagen kolen voor de kachel, en de gaspit om de was te koken. Op de binnenplaats stonden ook de fietsen. Gewoon functioneel als opslag, zo was de ‘plaats’. Wel zaten we voor het huis in een hoekje als het mooi weer was. Maar meestal op route in de wijk. Als we niet zwommen, dan was het wel rolschaatsen of voetballen. Zo trapten we een balletje op het Rozenplein, het Javaplein, bij de Charma en op de velden van Oranje-Wit korfbalvereniging. We voetbalden veel langs het kerkhof, Javaplein. En we speelden bij de leemputten in de Rauwbraken.

De huidige woning van Wim is niet op de maquette te zien, hoewel hij nog steeds in Tilburg woont. Wim woont in Witbrant-Oost, wat voelt als ‘een luxe’: midden in de natuur en toch dicht bij de stad. Het is er niet druk, maar toch voelt Wim zich verbonden met de stad. ‘Het maakt niet uit waar ik woon. Ik blijf Tilburger’

Media