Theepaleis

theehuis Kervan Saray

De acht spelende mannen maken geluid voor zestien. De grote spiegel aan de zijwand zorgt gelukkig voor zintuiglijk evenwicht. De mannen hebben geen behoefte aan reflectie. Ze concentreren zich op hun kaartspel of rummikubfiches. Het lawaai is vertrouwd en geeft juist rust. Aan een derde tafel in theehuis Kervan Saray is het gezelschap nog niet compleet. Twee gasten die net zijn binnengekomen wachten geduldig op medespelers. Soms kijken ze vluchtig door de half gesloten zonwering. Helaas. Op de Gasthuisring flitsen auto’s en fietsen langs hun oase.

Als de rust zelve serveert uitbater Hasan thee aan zijn gasten. Bijna onafgebroken, want de glazen zijn klein. Meer dan duim en wijsvinger passen niet om de dunne, transparante kruikjes. Meer heeft een mens hier ook niet nodig, hoogstens wat eelt tegen de hitte. Al 16 jaar bestiert Hasan dit ‘çay evi’, een theehuis op loopafstand van het Wilhelminapark. “Als jongeman kwam ik naar Nederland. Eerst heb ik in een slachterij gewerkt, daarna in een tomatenfabriek”.

Naast thee verkoopt Hasan sigaretten en voor wie wil is er de gokkast Simply Wild. De stekker ligt er los naast. De wachtende mannen lezen liever gewoon kalm een Turkse krant. Op de voorpagina prijkt vandaag Alper Potuk, speler bij Fenerbahçe. Voetbal overbrugt de taalbarrière: hier in Oud-Noord leek hij echt even op Robin van Persie. Vergissen is menselijk, in alle nationaliteiten.

Hasan is trots op de diploma’s die hij heeft gehaald om dit theehuis te mogen huren, al blijft Nederlands spreken en schrijven lastig. Duidelijk maken wat Kervan Saray betekent is daarom ingewikkeld. “Iets met kamelen, paleizen en de woestijn”. Wikipedia overbrugt de taalbarrière: ‘een rustplek voor karavanen langs de zijderoute’. Geen vreemde naam voor een theehuis halverwege station en Textielmuseum. 

De buitendeur gaat open en het wachten wordt beloond. Twee mannen kuieren naar binnen. Aan de derde tafel worden de kaarten alvast geschud. Hasan staat op en haalt thee. Simply Mild.

 

Deze kroniek verscheen op 15 november 2016 in het Brabants Dagblad

Media