Een coupeur in de confectie

afb.

Bij de ‘Registratiedagen’ van AaBe in het TextielMuseum meldt Pierre van der Wee (1935) zich. Hij biedt het ruiten jubileumboek uit 1961 aan, dat we overigens al vele malen langs zagen komen ;-). Maar op de vraag of hij bij AaBe heeft gewerkt, geeft hij een ontkennend antwoord. Want Van der Wee zat dan wel zijn hele leven in de textiel als coupeur, hij kwam nooit bij AaBe terecht. Als jonge jongen behaalde hij diverse diploma’s: zo ging hij naar de Rotterdamse Snijschool voor zijn opleiding tot coupeur. Pierres stiefvader (Pierre Maes) was kleermaker en werkte onder andere in Düsseldorf en Parijs, waar hij vierkante meters huurde zoals verschillende vakgenoten vanuit heel Europa dat deden. De jonge Pierre leerde het vak van zijn stiefvader en droomde ervan om kleermaker te worden.. Het maat- en vakwerk zou echter gaan verdwijnen, gezien de ontwikkelingen in de jaren vijftig. De confectie kwam op gang en zou het werk van de kleermakers gaan overnemen.

Maes keek neer op de confectie: ‘Het waren knoeiers’. Zoon Pierre geloofde echter in een ultieme combinatie van het gedegen modelleurswerk met het geheel nieuwe confectievak. Om zijn vader te overtuigen, maakte Pierre in de avonduren een kostuum in ‘maffiastijl’: diep donkerblauw met een dunne witte krijtstreep. Bij Hoendervangers in de Zomerstraat haalde Pierre een zijden overhemd met een mooie stropdas erbij en om het geheel af te maken, kocht hij een stel Italiaanse herenschoenen. Op een avond zat vader Maes in zijn grote leunstoel met een sigaar en een flink glas cognac. Zoon Pierre kleedde zich in zijn nieuwste krijtstrepen kostuum en ging voor zijn vader staan. Deze begon meteen te huilen, want was diep geraakt en onder de indruk van het ‘confectiewerk’ van zijn zoon. ‘Als je dit zo kunt maken voor de gewone man, dan heb je bij deze mijn zegen.’

Pierre van der Wee zou vervolgens zijn leven lang blijven werken in de confectiebranche. Zo begon hij als voluntair in Udenhout bij Ducon, die later verhuisde naar Koningshoeven waar nu La Poubelle is gevestigd. De eigenaar van Ducon was Van Dulmen uit de St. Josephstraat. Deze fabrikant was ingenomen met de ambities van de jonge Van der Wee: ‘Mènneke as gij belooft terug te koome wèrke, zulder nôot spèèt van krèège.’ Want na twee jaar diensplicht als kleermaker bij de Marine, kwamVan der Wee terug en werd ‘bandleider’ bij een lopende band die elke minuut doorschoof. Er zaten allemaal meisjes aan die band en elk van hen werkte aan een klein onderdeel van het productieproces. Pierre had vijfentwintig van die meiden onder zich toen hij zich opwerkte tot bedrijfsleider. Daarbij werd zijn werkgebied uitgebreid met een bedrijf in Rossum in de Betuwe. ’s Morgens reed Van der Wee met 300 gesneden pantalons er naar toe en ’s avonds kwamen ze geconfectioneerd mee terug. 

Nederland werd ingeruild voor een Belgische fabriek in Merksplas. Het werkniveau lag er erg hoog. Had de Nederlandse confectie een minderwaardig en goedkoop imago, bij de zuiderburen zaten er volgens Van der Wee ‘hele beschaafde dames’ in het atelier. De confectie breidde zich nog meer uit en deze keer naar de lagelonenlanden: voormalig Joegoslavië en Polen tot aan Tunesië toe. Naast bedrijven als Vilenzo, Janssen de Wit en Tweka die daar ook produceerden, maakte Van der Wee pantalons voor talloze klanten zoals Levi, C & A, maar ook voor Ducon. ‘We werkten voor iedereen, de kast lag vol met diverse bedrijfsetiketten.’

Bijna iedere maand was Pierre van der Wee één week weg en vervolgens weer drie weken thuis om voorbereidingen te treffen in verband met de productieopvolging in het buitenland. Daarnaast was Van der Wee kledingadviseur bij het programma ‘Op volle toeren’. Hoewel deze wereldreiziger dus vaak van huis was voor zaken, keerde hij ook weer elke keer terug naar zijn eigen stad Tilburg waar de textiel inmiddels teloor was gegaan.  Van der Wee heeft zijn geboortestad dus nooit verlaten. Hij trouwde met een Tilburgse vrouw en samen kregen ze een zoon en een dochter.

Links: