Wandelbos 1966

  • Datering van het verhaal: 5-3-2012

Wandelbos 1966

 

In 1966 verhuisde ons gezin (vader, moeder, 2 jongens, 9 en 5 jaar) van een huisje in de bossen bij de televisietoren in Loon op Zand naar een rijtjeshuis aan de Wijnruitweg in de nieuwbouwwijk Wandelbos. Deze weg is een zijstraat van de Gentiaanlaan en loopt parallel met de Hoflaan. Voor ons betekende dat kennismaking met centrale verwarming en een echte badkamer. Maar ook deur aan deur leeftijdgenoten met wie je naar school ging en buiten kon spelen. Omdat de wijk nog in aanbouw was waren er volop speelplekken zoals zandbergen, kuilen en stukjes overgebleven bossen waar je kon ravotten en fietsen. Met achtergelaten bouwmaterialen kon je vaak zelf nepwapens maken om "pliesie en boef" of "kojboj en indiaantje" te spelen.

Op het schoolplein was "slierttikkertje" een populair tikspel. Iedereen die door de sliert werd afgetikt moest zich met de hand bij die sliert aansluiten waarna men op jacht ging naar het volgende slachtoffer. De sliert werd zodoende steeds langer en in een bocht hadden de buitenste kinderen alle moeite om die te houden. Dan was er ook "overlopertje". Degene die "het hem was" moest overstekende kinderen aftikken om de beurt over te geven. Na het avondeten in een kleiner kringetje werd ook wel eens "hoog is de liefde" gespeeld. Er werd dan aan iemand een naam genoemd van het andere geslacht (homo's bestonden nog niet) en die moest d.m.v. het gooien van een balletje tegen een muur aangeven hoe groot zijn of haar genegenheid voor die persoon was. Hoog tegen de muur betekende "hoge liefde" en dat zakte dan af tot het andere uiterste; haat. Dan moest met de bal hard op de stoep worden gegooid zodat die daarna tegen de muur bonkte.

De meisjes gingen nogal eens "elastieken". Twee van hen gingen dan tegenover elkaar staan en omspanden met de enkels een stevige elastiek. De anderen gingen dan met die elastiek met behulp van allerlei capriolen diverse figuren maken. Jongens wilden weleens met de elastiek gaan staan maar daar bleef het dan wel bij. Meisjes gingen vaak "ballen". Er werd ook veel gerolschaatst op het asfalt van de Gentiaanlaan. Door de trillingen wilden de rolschaatsmoeren wel eens loskomen en ging je op je snufferd.

De regels voor het buiten spelen waren erg simpel. Na schooltijd tot aan het avondeten en daarna nog eens "tot de lantaarns aan gingen". Waar we uithingen wisten onze ouders niet en als we honger kregen was het ook etenstijd.

De lagere school bevond zich aan de Gentiaanlaan in houten barakken die een speelplaats omringden. Vaak ging je veel vroeger naar school dan nodig was om daar nog wat spelletjes te doen. En iedereen gewoon te voet, ouders kwamen nog niet op school.

In de eerste jaren was er nog geen winkelcentrum in de wijk (later Paletplein) maar waren er wel winkeltjes in garageboxen aan de Kobaltstraat. Ook hadden enkele mensen een klein snoepwinkeltje in de schuurtjes aan de brandgangen. Het was de tijd van de kauwgomplaatjes. Achtereenvolgens Batman, The Thunderbirds, The Monkees en wat later ook De Fabeltjeskrant. Er ontstond dan een fanatieke ruilhandel zoals nu weer rond de supermarkten gebeurt. Het was natuurlijk zaak om zoveel mogelijk van die pakjes kauwgom te kunnen kopen. Degene die thuis het beste kon schooien en wat verwend werd (o.a. ikzelf) had het meeste ruilmateriaal en had ook zijn series het eerste compleet. In die snoepwinkeltjes waren jodenvet en jodenpeper, toen mocht je dat nog zo noemen, de meest opvallende lekkernijen. Jodenpeper was eigenlijk salmiak (snuf) en zat in plastic spuitflesjes maar die had je binnen de kortste keren verstopt gezeverd.

Het Wandelbos was een Tilburgse nieuwbouwwijk maar had even goed in Breda of Eindhoven kunnen liggen. Er kwam steeds meer "import" naar het zuiden afgezakt en ook verschillende Molukse gezinnen ("Ambonezen") woonden in de wijk. Al bij al een ideale buurt om als kind op te groeien.

 

Hans Hessels