De Fransen komen in 1794

  • Datering van de gebeurtenis: September 1794


Tot de komst van de Fransen in 1794 was Brabant honderdvijftig jaar lang op economisch en politiek terrein een ondergeschikte provincie. Veel Brabanders zagen dan ook reikhalzend uit naar de komst van de Fransen die Brabant zouden bevrijden van de Hollandse overheersing.
Hier een aantal beschrijvingen over de komst van de Fransen in Tilburg.
Met name bijzonder is de tendentieuze beschrijving in een patriottische Bossche krant van de terugtocht door Tilburg op 2 november 1794 van de Hollandse troepen.

Dagboek van Adriaan van Willigen, drossaard (‘burgemeester') van Tilburg.
(Afb. 1, RAT-008442)

1794. In de nazomer kwam ons terugwijkende leger uit Brabant hier reeds door. Enige Hannoverse troepen en het corps Franse emigranten bleef enige tijd te Tilburg in bezetting en wij werden zeer door inkwartiering gedrukt.

Tilburg. (Groninger Courant, 5-9-1794)

Donderdag 28 Augustus is het hier vrij stil geweest, en is alles in gereedheid gebracht, om terug te trekken. Vrijdagochtend, 29 augustus om half zes uur zijn de Hollandse Troepen welke wij hier een vier weken gehad hebben, met hun geschut en bagage van hier afgemarcheerd richting Oisterwijk. Ondertussen avanceerde een gedeelte van de Engelse Armee tot aan den andere kant van het Dorp, doch bleef aan de Heide kamperen. Om elf uur keerde een groot gedeelte van de Hollandse Troepen terug, en bleef hier tot vanochtend, toen deze en alle de overige Troepen, zowel Engelse, Hessische als Hannoverse, hier doortrokken in de richting van Boxtel, om naar hun zeggen verder naar de kant van Grave en de Maas te trekken. Deze retraite, welke meer dan anderhalf uur duurde, is in de beste order geschied. De rest van het leger van de Hertog van York is over Loon op 't Zant naar de kant van 's Bosch geretireerd. Wij hebben nog geen Fransen gezien, doch in Eindhoven zijn zij gearriveerd, en ze worden richting Oirschot verwacht.

Het ‘Cronijkje', dagboek van de Tilburger Laurentius de Lelie.

Donderdag , 4 september kwam hier de eerste Franse patrouille aan, doch die vertrok weer op dezelfde dag.

Dagboek van Adriaan van Willigen.

Gedurende enige dagen waren wij in de onaangenaamste toestand, als tussen de twee legers in gelegen te zijn, en door de Staatse, de geallieerden, en dan weer door de Fransen bezocht te worden welke men beide moest tevreden stellen.
Nauwelijks was ik in mijn ambt getreden of ik werd ‘s nachts op het raadhuis verzocht, omdat er een requisitie van een Franse commissaris van oorlog was aangekomen, waarin mij onder zware bedreiging (Liberté, Egalité ou la mort, stond boven de brief) gelast werd om de volgende morgen naar het hoofdkwartier te zenden vijftig vette ossen, honderd vette schapen, enige okshoofden jenever, enz.

Van Willigen kon de Tilburgse raad overtuigen om te volstaan met het sturen van een vaatje jenever, wat geen verdere problemen opleverde.

Het ‘Cronijkje' van Laurentius de Lelie.

Zaterdag, 6 september was er een gevecht voorbij de heuvel bij de Hogen Dries (bij uitspanning Zomerlust, Oisterwijksebaan, F.K.), tussen de Fransen en de geallieerden, waarvan omtrent 10 doden van weerskanten zijn gebleven.

Dagboek van Adriaan van Willigen.

Enige pistoolschoten , die niet ver af schenen, deden ons opspringen. De Franse troepen zaten dadelijk te paard en nu bemerkte ik, dat de uitgezette voorposten op de Oisterwijkse weg , aan de ingang van het dorp met een vijandige patrouille aan de gang waren geweest. Alles rende daar toen op in; ik hoorde het geschreeuw en verscheidene schoten.

De Fransen hebben toen de vijand op de vlucht gedreven en brachten enige paarden als buit mede, waarmee zij naar Alphen terugkeerden.
Op het slagveld vonden wij enige doden van beide zijden en een paar die nog leefden, maar zeer gekwetst waren.

Het ‘Cronijkje' van Laurentius de Lelie.

Op dezelfde dag (6 september) kwam hier een groot gedeelte het Frans leger, welk deel men op omtrent 40.000 man begrootte, die op de heide en op de akkers van stro en rossen (paarden, F.K.) hun tenten maakten, en kwamen hier vervolgens in bijna al de huizen om levensmiddelen te zoeken, sommigen van hun kochten die voor papieren geld, en anderen namen die met geweld, ofschoon hun officieren dat zoveel het in hun was trachtten dat te beletten.

Dagboek van Adriaan van Willigen.

Gedurende enige dagen waren wij in de onaangenaamste toestand, als tussen de twee legers in gelegen te zijn en dan door de Staatse of geallieerden en dan weder door de Franse patrouilles bezocht wordende welke men beide moest tevreden stellen.

Tilburg (Leeuwarder Courant, 24-9-1794)

Te Tilburg passeerden nog dagelijks vele vijanden, die de plaats voor het grootste gedeelte hebben uitgeplunderd en bedorven, zoals ook de omliggende dorpen en bezaaide landerijen.

In het navolgende verslag negeert de schrijver de problemen met de Franse bezetter.

Tilburg. ('s Hertogenbossche Vaderlandsche Courant, 7-11-1794) ('s Hertogenbossche vaderlandsche courant, 7-9-1794)

‘Zondag, 2 november ‘s middags, zagen wij hier, tot onze grote verwondering een aantal gewapende Hollandse militairen binnen komen. Weldra vernamen wij dat zij, bestaande uit omstreeks tweeduizend manschappen, het gewezen garnizoen van het door de Fransen veroverde Venlo uitmaakten. Overeenkomstig de Capitulatie, trokken zij vandaar uit naar één van de Hollandse grenssteden. Zo zijn zij dan ook de volgenden dag naar Breda gemarcheerd. Hoe lafhartig deze vuige Oranje slaven anders ook zijn, tegen de fiere zonen van de ware vrijheid, waren zij echter thans stout genoeg, om aan de vrij burgers van Tilburg, die alles, wat naar het vervloekte Oranje zweemt in het diepst hunner zielen verachten, den eeuwig hatelijke deun van Wilhelmus van Nassauwe, te laten horen; waarbij zij echter hun kinderlijk oogmerk niet bereikten; want in de stad waarin dat ons verbitterde, zagen wij met des te dieper verachting en verontwaardiging op deze laffe en vluchtende Oranje slaven neer. De Fransen, die hier in bezetting liggen, verdienen de hoogste lof, en maken zich bij alle burgers en landluiden bemind, die een vrije ziel en Vaderlandse denkwijze hebben. Wanneer de Oranjegezinden er iets door lijden, dan is het deze slaven hun eigen schuld.'

Met deze wijze van berichtgeving heeft dit blad het maar vier jaar, van 1794 tot 1798 volgehouden.

Media