Het vroegere Natuurhistorisch Museum

  • Datering van het voorwerp: 1935-1985


In 1935, tijdens de crisisjaren, kreeg Tilburg zijn Natuurhistorisch Museum in een uniek gebouw, afb.1. Een gebouw met kantelen als bij het koninklijk paleis. Dit museumpand kwam een eeuw daarvoor, samen met het paleis, in 1849 gereed (1) als woning voor, en later geschonken aan de Tilburgse paleisbeheerder intendant J.N. Frankenhoff (1805-1862).

Met het museum had men als doel :
‘Het verzamelen en tentoonstellen van dieren en voorwerpen, die betrekking hebben op, of verband houden met natuurlijke historie meer in het bijzonder voor zover deze de land- en bosbouw betreft."
met als toevoeging:
‘In hoofdzaak, niet echter uitsluitend, zal men zich daarbij bovendien oriënteren op de eigen omgeving en het Brabantse land.'
De behoefte aan een eigen Tilburgs museum leefde hier al lang, zeker al tien jaar. Regelmatig vermeldde de krant dat er weer een bedrijf of persoon iets had geschonken aan het archief ten behoeve van het toekomstige stadsmuseum zoals landbouwwerktuigen, maar ook b.v. al in 1928 een schietspoel uit 1780 en een jaarsteen uit 1780 van de fabriek van Van Bommel.

Naast de behoefte aan een stadmuseum ontstond er rond 1931 ook belangstelling voor een afzonderlijk natuurhistorisch museum, met een inrichting zoals in Arnhem de Nederlandse Heidemaatschappij die bezat. Een jaar later werd de Stichting Natuur Historisch Museum opgericht en het bestuur geïnstalleerd (2).

In maart 1935 kreeg de leraar aan de Rijks HBS, de heer Alexander G.M. Liernur de benoeming tot conservator van het nieuwe museum, in het bovengenoemde gebouw Paleisstraat 18-20, dat in 1932 was vrijgekomen.
De school van Liernur, de ‘Rijks HBS Willem II', had ruim zestig jaar tegenover de intendantswoning gestaan maar was kort daarvoor, in 1932 verhuisd naar Ringbaan-Oost.

Op de benedenverdieping van het nieuwe museum werd op dinsdag 30 juli 1935 officieel ons Natuurhistorisch Museum geopend door burgemeester Vonk de Both, afb. 2.

Het openingsfeest heeft een flinke duit gekost. Van de twee rekeningen was er één van Hotel Riche op de Heuvel voor ‘Onthaal opening museum' van f. 19,25 en een in verhouding exorbitant bedrag van f. 14,85 van de firma F. Woestenbergh voor de sigaren!

Mgr. Diepen van Den Bosch zegende afzonderlijk, op 27 april 1936 het Nederlands Volkenkundig Missiemuseum in, gelegen op de bovenetage van het gebouw.
Daar weer boven, op de zolder, stond en lag de bonte verzameling aan historische objecten, inclusief vaandels en afbeeldingen van Willem II. De verzameling waarvoor nu nog steeds een locatie wordt gezocht.

Tot de specialiteiten van het natuurhistorisch museum behoorde lange tijd de uitgebreide vogelcollectie. Afbeelding 3 toont de permanente opstelling van deze verzameling vogels in 1953.
In de jaren dat Tilburg een ander gezicht kreeg en op de schop ging, begin jaren zestig, verdween het oude station, ging het spoor van laagspoor naar het huidige hoogspoor en werd de Paleisstraat omgevormd tot het Stadhuisplein met Schouwburgring van nu.
Samen met het oude stadhuis verdween zo ook het museumgebouw. Het museum werd vervolgens gestationeerd in één van de vele leegstaande textielfabrieken.

Uiteindelijk twintig jaar lang van 1965 tot 1985, in de fabriek van F.M. Straeter aan de Kloosterstraat, achter de schouwburg.
Aan de Paleisstraat was er nog sprake van het ‘Natuurhistorisch Museum'. Via ‘Noordbrabants Natuurmuseum' op de gevel, afb. 4. in de Kloosterstraat is het museum nu eenvoudig en duidelijk ‘Natuurmuseum Brabant' geworden.

Het ontstaan, de ontwikkeling en het succes van het museum is lange tijd te danken geweest aan de eerder genoemde leraar en conservator van het museum de heer Liernur. Om de interesse bij de jeugd voor de natuur te stimuleren schreef hij een veelheid aan korte boeiende verhalen waarin zijn jeugdige personen allerlei avonturen in de vrije natuur beleefden. Daarnaast waagde hij het om geïnteresseerde groepen jongelui thuis over de natuur te doceren, inclusief het onderwerp seksualiteit. Met name die onderwerpen dus waar men op school niet aan toe kwam, of durfde komen.
Met zijn bijzondere interesse voor, en zijn persoonlijke collectie van, archeologische en paleontologische voorwerpen is het begrijpelijk dat deze onderwerpen al die jaren nadrukkelijk in het museum aan de orde kwamen, tot zijn overlijden in 1954.

De invloed van bijzondere tentoonstelling was direct zichtbaar in de bezoekersaantallen. Hier enkele voorbeelden:
1935-1936-1937 575 - 1.775 - 440

1944-1945-1946 2.557 - 8.777 - 4.350

1957-1958-1959 25.447 - 30.835 - 22.374

1973-1974-1975 26.284 - 28.012 - 21.219
met
1963-1964-1965 18.031 - 0 - 16.192; verhuizing naar de Kloosterstraat

Naast de vaste collectie waren er door het jaar heen drie tot vier bijzondere tentoonstelling met heel uiteenlopende thema's; enkele voorbeelden:
1935: Paddestoelen, Vlinders en Bijen.
1950: Wol en zijn verwerking, Zee- en stranddieren
en Paddestoelententoonstelling.
1955: De onmisbare aardolie, De verovering van de Mount Everest,
Onze zeevisserij.
1965: Wat leeft in het bos, Koper en brons van oudheid tot heden.
1972: Tabakorama, Onze dierenwereld, Versteend leven.
1976: Zoetwaterleven, Galapagoseilanden, Nederland in de IJstijd.

In 1979 werd de bioloog Frans Ellenbroek directeur, die ook nu nog de leding geeft aan Natuurmuseum Brabant. Deze registratie van een halve eeuw Tilburgse verzamelwoede heeft jaren in beslag genomen maar maakte het tenslotte mogelijk om duplicaten en dubieuze artikelen te kunnen onderscheiden.

Door de noodzakelijk sloop van het Straeter fabriekspand kreeg met museum in 1985 het huidige, aanzienlijk grotere en betere geoutilleerde pand op de aantrekkelijker Spoorlaan ter beschikking.

(1) De eigenaars van het pand paleisstraat 20, achtereenvolgens:
a. Van 1849 tot 1872, intendant J.N. Frankenhoff (1805-1862)
b. Van 1872 tot 1887, gebroeders Kieckens,
met heel- en vroedmeester Frans B. Kieckens (1823-1887)
c. Van 1887-1932, notaris P.W. Maas (1857-1932)
d. Van 1935-1964, het Natuurhistorisch museum met Volkenkundig Museum

(2) De eerste bestuursleden in 1935 waren:
a.Mr. J. v.d. Mortel; wethouder, plaatsvervanger kantonrechter, loco burgemeester en lid der Prov. Staten, St. Josephstraat
b. Dr. K.A.F. Deelen, arts, Stationsstraat
c. J.M.J.A. Kerstens, agent Ned. Bank, Noordstraat
d. F. Strijbosch, Ned. Heidemij, Arnhem
e. Mr. P.M. Arts; gem.raadslid, advocaat en procureur; Spoorlaan
f. A.J. Prins; journalist, gem.raadslid en secretaris van het bestuur, Armhoefstraat
g. J. Woestenbergh, vogelverzamelaar, tabakskerver met tabakswinkel,
Heuvelstraat 101. (De sigarenleverancier !)

Afb. 1: De intendantwoning van J. Frankhoff, gereed in 1849.
In 1935 werd het samengetrokken met de laagbouw links, Paleisstraat 18. De benedenverdieping bood toen onderdak aan het Natuurhistorisch Museum. Op de bovenverdieping werd een jaar later het Nederlands Volkenkundig Missie-museum geopend. In 1963 werd het gebouw Paleisstraat 18/20 gesloopt.
(RAT-002535, 1935)

Afb. 2: Officiële opening in 1935 van het Natuurhistorisch Museum aan de Paleisstraat.
De heer Alexander G.M. Liernur, leraar aan de Rijks-HBS en conservator geeft uitleg aan burgemeester Vonk de Both.
(RAT-103863).

Afb. 3: De permanente opstelling van de vogelverzameling 1954.
(RAT- 103865)

Afb. 4: De gevel van het ‘Noordbrabants Natuurmuseum' aan de Kloosterstraat in 1983. Hier was voordien de textielfabriek van F.M. Straeter in gevestigd.

Afb. 5: ‘Vliegende' dwergvinvis bij de expositie ‘Walvissen en walvisvaart' in 1969

Media