Mag ik spelen? IV -in de werkplaats-

  • Datering van de gebeurtenis: jaren \\\\\\\\\\\\\\'50

VERTELLINGEN uit ‘Bouwjaar 1945' de memoires van Jan Kwantes

  • - 4e vertelling: Mag ik gaan spelen? -IV- in de werkplaats -

Tilburg, jaren vijftig.

Ik was een jaar of zes en woonde in de Bisschop Zwijsenstraat in de parochie van het Heike. Ik ging naar school, de kerk, de welpen en speelde veel buiten. Dat kon achter het huis zijn ‘op 't weike' maar ook op straat. Er was altijd wel iets te beleven. Maar voordat ik buiten ging spelen moest ik dat aan ons moeder vragen. "Mag ik gaan spelen?"

In de werkplaats

Als de knechts niet op karwei waren, was er bij ons thuis altijd wel iemand bezig in de werkplaats met bijvoorbeeld het omboorden van kokosmatten of het bekleden van gordijnkappen. Ik vond het leuk om te kijken naar het stoffeerwerk en er een praatje te maken. Er hingen krantenfoto's uit de sportpagina aan de muur met afbeeldingen van wielrenners uit de Tour de France en foto's van voetbalclub Willem II. Piet van Linder, een van de stoffeerders, die voetbalde niet onverdienstelijk en was te zien op een van de vergeelde actiefoto als keeper van RKTVV, ook een Tilburgse voetbalclub. Zodra in de zomer de Tour de France verreden werd was iedereen met zijn oor aan het radiotoestel gekluisterd en luisterde naar de stem van Jan Cottaar, die achterop de motor gezeten verslag deed van de ronde uit het verre Frankrijk. Ik luisterde aandachtig naar deze innemende radioverslaggever. Wim van Est, Woutje Wachtmans, Fausto Coppi en Gino Bartali waren allemaal bewonderde renners, die de sport, maar in het bijzonder de tour, grote populariteit hebben gegeven. In Tilburg kende iedereen natuurlijk Jan Pijnenburg, de kanonbal, die zijn sporen als baanrenner al lang verdiend had.

In de winter of als het regende speelde ik in de huiskamer met meccano speelgoed, het pakhuis of je ging plaatjes kijken in de Katholieke Illustratie. Als het mocht, dan speelde ik in de werkplaats boven de winkel. Via de trap in de winkel kwam je op een grote overloop die toegang gaf tot de hoekkamer, de werkplaats, die uitzicht gaf op de Zwijsenstraat richting Broekhoven en op de Varkensmarkt. Op het andere kamertje zat ons vader of zus Marie-Louise weleens de administratie te doen. Met een uitschuiftrap kon je ook naar de zolder waar de voorraad hoofdkussens lag. Naar mijn gevoel lagen daar honderden kussens uitnodigend op mij te wachten om er een snoekduik in te maken of je te verstoppen. Het was er natuurlijk heel stoffig en als je beneden kwam zat je onder de donsveertjes en zag je er uit als een kuiken. Maar toch speelde ik daar graag en deed er menig kussengevecht met ons Annelies.

Bij ons in de poort, die van de Primus van Gilsstraat naar ‘t weike leidde, stonden rechtop tegen de wand opgeslagen zware rollen balatum en linoleum. Weliswaar stonden ze hellend tegen de muur omdat er vooraan een lat onder zat, maar het was toch gevaarlijk. We kregen dan ook altijd de waarschuwing voorzichtig te zijn als we daar in de buurt speelden. Die zuilen waren 2 meter hoog en wogen wel meer dan 70 kilo. Om veiligheidsredenen is er later een ketting voor gehangen die in de muur was verankerd. De reden daartoe was een ongeval dat in de buurt had plaats gevonden. Ik speelde bij Steef en Wilbert Jonkers van de smederij aan de overkant. Ook daar stonden op de plaats, die via de Van Doornstraat bereikbaar was, hoge metalen gasflessen, met een hoogte van anderhalve meter of meer, tegen de muur. Tijdens het spelen kreeg Wilbert zo'n gasfles op zich. Hij heeft het gelukkig overleefd. Maar dat voorval was aanleiding om er voortaan een ketting voor te maken, ook bij ons in de poort.

Als het weer eens regende speelden we ook in het magazijn, dat achter de winkel was gebouwd. Het was eigenlijk een met golfplaten afgedekt hok waar de rollen kokos-lopers en de Jabo vloerbedekking waren opgeslagen. De rollen hadden een hoogte van 67, 83, 100, 117 en 133 centimeter en een doorsnede van circa 80 centimeter en stonden als strobalen opgestapeld. Je kon er heel goed verstoppertje spelen. En als klein manneke kon ik me door de nauwste gaten en spleten wurmen. Als er af en toe eens een van de knechts of onze Harrie kokos kwamen afmeten en knippen, was er voor ons geen probleem. Maar als onze pa in de gaten kreeg dat ik daar met mijn vriendjes speelde, dan werden we weggestuurd. Hij wilde het natuurlijk niet op zijn geweten hebben dat er ongelukken zouden gebeuren doordat een zware rol kokostapijt op iemand terecht zou komen. Beter voorkomen dan genezen zal hij gedacht hebben. Alleen snap je dat nog niet als kind en zei je in jezelf ‘we mogen hier nooit niks . . ‘.


JKw

Media