Mag ik gaan spelen? 1

  • Datering van de gebeurtenis: jaren '50

VERTELLINGEN uit ‘Bouwjaar 1945' de memoires van Jan Kwantes

 

  • - 1e vertelling: Mag ik gaan spelen? -

 

 

Tilburg, jaren vijftig.

 

Toen ik een jaar of zes was woonde wij in de Bisschop Zwijsenstraat in de parochie van het Heike. Ik ging naar school, de kerk, de welpen en speelde veel buiten. Dat kon achter het huis zijn ‘op 't weike' maar ook op straat. Er was altijd wel iets te beleven. Maar voordat ik buiten ging spelen moest ik dat aan ons moeder vragen. "Mag ik gaan spelen?"

 

 

‘t Weike

 

Ik groeide op de hoek van de Bisschop Zwijsenstraat en de Primus van Gilsstraat. Er werd zowel op straat gespeeld, als achter op de plaats. Zolang het weer dat toeliet en het nog licht was, of totdat onze moeders ons riepen om binnen te komen. Maar eerst iets over die ‘speelomgeving'. Achter de huizen was een binnenplaats. Via dat erf hadden de verschillende bewoners hun ontsluiting naar de straat. Ook de uitgang van de werkplaats en de boekbinderij liep bij ons thuis over het erf. Hoewel er geen sprietje gras op stond, werd het steevast het "weike" genoemd. Via een overdekte poort kwam je in de Primus van Gilsstraat. Dat weike had, naast de functie van een speelplaats, ook een sociale functie in de buurt, het was een ontmoetingsplaats. Net na de oorlog woonden daar opa en oma Kwantes met ome Harrie, ome Louis en tante Riet Kwantes met hun kinderen Marijke en Jan. Verder werkten er in de boekbinderij ome Huub en d'n Eli. Bij ons in de zaak werkten ome Jac, mijn broer Harrie en een paar knechts. Maar ook de oudere zussen droegen hun steentje bij, zoals dat in alle middenstandszaken ging. Zodoende dat ooms en tantes, de knechts, vrienden, kennissen en natuurlijk mijn neven en nichten er elkaar daar voortdurend troffen. Zeker in de zomer als het buiten aangenaam was, deden daar vele verhalen de ronde en er werd er veel gelachen. Die samenhang in de familie was erg aangenaam en vertrouwd. Men hielp elkaar waar het nodig was.

 

Na schooltijd speelde ik, als het mocht van ons ma, meestal met andere kinderen op en rond het weike. Dat waren mijn zusjes Corrie en Annelies, nichtje Marijke en neef Jan, beide kinderen van Tante Riet en de kinderen van de buren uit de Primus van Gilsstraat. We bouwden er tenten en hutten, er werd gevoetbald, gehinkeld, verstoppertje gespeeld en we voerden circusnummers op. Waar geen plavuizen lagen, daar knikkerden we in een kuiltje en deden landjepik met een mes. Ook haktollen was populair. De houten tol was net een paddenstoel met een metalen punt aan de onderkant. Met een touwtje aan een stok, de zweep, werd het ding draaiend gehouden.

Er stond een kloppaal waarover in het voorjaar, bij de grote schoonmaak, karpetten en lopers werden gegooid om het zand er met een mattenklopper uit te slaan. Zo'n kloppaal, bestond uit twee uit de grond stekende betonnen palen met een afgeronde balk erop. Die werd door ons gebruikt als goal bij het voetballen en als ondersteuning van de zogenaamde circustent. Met mijn neef Jan, van tante Riet, en buurjongen Frans van Ierland trapte ik daar een balletje. De ene keer speelden we tegen mijn grotere broer Harrie en de knechts van onze pa, Piet van Linder en Jantje Deliën. De andere keer speelden we onderling een partijtje of pingelden zomaar wat. D'n Eli, de knecht uit de boekbinderij van ome Harrie en ome Huub, verscheen ook menigmaal op het toneel. Als de bal over de schutting ging en bij de buren terecht kwam, dan was de tegenpartij plots gevlogen en moesten wij de bal maar terug zien te krijgen. De wedstrijd was dan ook meteen afgelopen en de groten gingen weer aan het werk.

 

Maar het weike werd niet allen gebruikt om te voetballen. We bouwden er ook een circustent om een voorstelling te geven. We gebruikten daar de zeilendoeken voor die eigenlijk bij de bakfiets hoorden. Op een paar planken kon het publiek plaats nemen. Op straat, naast de poort, hadden we een vel etalagekarton gehangen met de tekst: "Komt dat zien, komt dat zien . . circus! Entree 5 cent". Sommige kinderen uit de buurt kwamen daar op af, maar ook de groten kwamen naar de show kijken. Jan van tante Riet speelde de directeur, zijn moeder had een deftig jacquetjasje gemaakt en hij droeg een zwarte hoge hoed. Hij deed ook eenvoudige goocheltrucs. Frans en ik speelden het circuspaard, de een liep gebogen achter de ander. Afgedekt met jute zakken inclusief een hoofdstel van papier-maché leek het net echt. Ons Annelies en nichtje Marijke, beide voorzien van een tutuutje, waren de ballerina's en dansten wat in het rond met een lint. Zij deden ook nog een act op de rug van het paard. Na de pauze werd er ook nog een clownnummer vertoond door mij en Frans. Applaus. Zodra de voorstelling gedaan was vertrok het publiek en moest er worden opgeruimd. Immers we mochten alleen circus doen, onder de voorwaarden dat er geen gaten in het zeildoek werden gemaakt en dat na afloop alles netjes werd opgeruimd. Dat deed je dan, anders ging het feest de volgende keer niet door.

 

JKw